Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 15 juni 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:4369
Feiten
Werknemer is op 20 januari 2020 op grond van een uitzendovereenkomst begonnen met werkzaamheden voor DHL. Met ingang van 7 november 2022 is hij op grond van een met DHL gesloten arbeidsovereenkomst bij DHL in dienst getreden. Werknemer werkte op locatie A, waar een kwaliteitsbalie met een servicepunt zit. Op 13 maart 2023 kreeg collega X op het servicepunt een pakket gericht aan Z in handen dat sterk naar wiet rook. Het pakket is in het bijzijn van twee collega’s geopend. Er bleken softdrugs in te zitten. Diezelfde dag heeft werknemer zich gemeld bij het servicepunt om het pakket op te halen. Aan werknemer is medegedeeld dat het pakket nog niet was aangekomen. DHL heeft het voorval gemeld bij de politie. Op 13 maart 2023 heeft de politie werknemer thuis bezocht en werknemer heeft toen verklaringen afgelegd. Op 14 maart 2023 heeft er tussen werknemer en DHL een gesprek plaatsgevonden. Werknemer heeft toen o.a. verklaard dat hij het pakket voor Z wilde ophalen, omdat zij dat had verzocht. Hij zou niet hebben geweten wat de inhoud was van het pakketje. Bij brief d.d. 15 maart 2023 is werknemer op staande voet ontslagen. Bij brief van 28 maart 2023 heeft werknemer aan DHL verzocht het ontslag in te trekken en het loon door te betalen. DHL heeft dit geweigerd. Werknemer verzoekt de opzegging te vernietigen en DHL te veroordelen loon door te betalen.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat er niets mis mee is dat iemand een niet aan hem geadresseerd pakket wil ophalen bij het servicepunt. Het pakket bevatte in dit geval echter (ongeveer) één kilogram wiet. In zo’n geval is het logisch dat DHL werknemer om een verklaring vraagt. De verklaring die werknemer vervolgens heeft gegeven is echter ongeloofwaardig en ook zijn er andere bijkomende verdachte omstandigheden. Zo zegt werknemer dat hij Z niet kent. Z zou een vriendin zijn van een vriend van hem, maar hij heeft geen gegevens van deze ‘vriend’. Werknemer kan bovendien niet aantonen dat hij het pakket namens Z wilde ophalen. Werknemers zouden verder hebben verklaard dat werknemer al eerder dan op 11 maart 2023 navraag had gedaan naar het betreffende pakket. Dit pleit tegen het relaas van werknemer dat hij op 11 of 12 maart 2023 is benaderd door Z. Bovendien is werknemer het pakket op 13 maart 2023 komen ophalen, terwijl hij op 14 maart 2023 moest werken en het pakket op dat moment had kunnen meenemen. DHL wijst er verder op dat het ongebruikelijk is dat een pakket wordt verzonden aan het servicepunt, zonder dat het adres van de klant op het label wordt vermeld. De kantonrechter is van oordeel dat de verklaring van werknemer als ongeloofwaardig terzijde geschoven dient te worden. Het feit dat hij een dergelijke verklaring heeft gegeven in combinatie met het feit dat hij onder verdachte omstandigheden een pakket heeft willen ophalen dat (ongeveer) een kilo wiet bleek te bevatten, leidt tot de conclusie dat werknemer op de hoogte is geweest van de inhoud van het pakket. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan het door DHL gestelde gedrag. De verzoeken worden afgewezen.