Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 16 augustus 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:4253
Feiten
Op 1 juli 2022 is werknemer in dienst getreden bij werkgeefster als sportinstructeur onder een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Partijen hebben afspraken gemaakt over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 in een vaststellingsovereenkomst. Daarin staan onder meer afspraken over een bruto-eindafrekening van € 4.240,56 en het verstrekken van loonstroken over maart tot mei 2023. Werkgeefster heeft niet aan deze afspraken voldaan. Werknemer vordert in kort geding onder meer de betaling van het afgesproken bedrag en de salarisspecificaties.
Oordeel
Hoewel werkgeefster goed is opgeroepen, is zij niet verschenen op de mondelinge behandeling. Ook heeft zij geen schriftelijk verweer gevoerd. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft werknemer een betalingsbewijs overgelegd, waaruit blijkt van een betaling aan werknemer door werkgeefster van een bedrag van € 3.790,44 (netto) na de betekening van de dagvaarding. De vorderingen van werknemer worden toegewezen, met dien verstande dat rekening zal worden gehouden met de hiervoor genoemde betaling die werknemer inmiddels ontvangen heeft. Werknemer heeft namelijk een spoedeisend belang bij zijn vorderingen. De gevorderde (achterstallige) loonbestanddelen heeft hij nodig voor zijn levensonderhoud. Daarnaast komt het gevorderde de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Ook heeft werknemer recht op correcte salarisspecificaties.