Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 14 maart 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:1087
Het gegeven ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig. Toekenning van een transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en billijke vergoeding.

Feiten

Werknemer is sinds 15 september 1980 werkzaam bij werkgeefster, laatstelijk in de functie van Rental Manager. In 2021 is bij werknemer de wens ontstaan om zijn werkzaamheden bij werkgeefster af te bouwen. Werknemer is per 1 oktober 2021 vier dagen per week gaan werken, maar omdat er geen opvolger voor hem was is hij zijn oude functie van Rental Manager blijven uitoefenen. In maart 2022 is een nieuwe algemeen directeur aangesteld, die gesprekken heeft gevoerd met werknemer over zijn toekomstplannen en de mogelijkheid van een voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, maar werknemer heeft de vaststellingsovereenkomst uiteindelijk niet ondertekend. Werknemer is op 25 november 2022 op staande voet ontslagen vanwege – onder meer – het gratis (of voor een te laag bedrag) verhuren van machines aan klanten en het nalaten machines te controleren. Werknemer berust in het gegeven ontslag, maar stelt zich wel op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is omdat het ontslag niet onverwijld is gegeven en er geen sprake is van een dringende reden. Om die reden verzoekt werknemer om een transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en billijke vergoeding.

Oordeel

Voor het antwoord op de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de feiten die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd bekend zijn geworden bij degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Werknemer stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Hij wijst erop dat in de ontslagbrief staat dat werkgeefster recent feiten in de administratie heeft ontdekt, maar dat in de vaststellingsovereenkomst van 29 juli 2022 al is opgenomen dat tegen hem een (boeken)onderzoek loopt. De kantonrechter acht het echter op basis van de door werkgeefster overgelegde e-mail van 6 oktober 2022 voldoende aannemelijk dat de vaststellingsovereenkomst pas in oktober 2022 is aangepast. Wel is aannemelijk dat werkgeefster toen al een gericht onderzoek naar werknemer had ingesteld, waarbij werkgeefster onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom haar onderzoek tot 25 november 2022 heeft moeten duren. De kantonrechter laat echter het antwoord op de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven in het midden, nu er geen dringende reden is voor het ontslag op staande voet. Het enkele feit dat de door werknemer opgestelde facturen niet aansluiten op het gebruik van de machines, betekent niet noodzakelijkerwijs dat sprake is van fraude. Werkgeefster omschrijft het begrip ‘fraude’ zelf als ‘het opzettelijk misleiden van een ander, gericht op het behalen van enig wederrechtelijk voordeel ten nadele van die ander’. Uit de overgelegde stukken blijkt wel dat er bij verhuur van machines sprake is geweest van een slordige administratie, maar er is geen aanwijzing dat werknemer daarmee heeft beoogd zichzelf of persoonlijke relaties te verrijken. Binnen werkgeefster bestonden in dit kader ook geen duidelijke voorschriften. Hierbij is van belang dat werknemer in de praktijk is opgeleid tot Rental Manager en hij niet adequaat is bijgeschoold. Er was aldus geen sprake van een dringende reden, zodat het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Aan werknemer komt een transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding toe. Ook komt aan werknemer een billijke vergoeding toe van € 40.000 waarbij rekening is gehouden met enerzijds de verwijtbare gedragingen van werkgeefster (het overvallen van werknemer met beschuldigingen van frauduleus handelen) en anderzijds de verwachting dat de arbeidsovereenkomst spoedig zou eindigen.