Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/PieterPot B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 12 juli 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:7321
Ontslag op staande voet arbeidsongeschikte werkneemster ten onrechte gegeven. Inzetten onderzoeksbureau slechts aanvaardbaar onder zeer bijzondere omstandigheden.

Feiten

PieterPot B.V. houdt zich onder meer bezig met het verkopen en bezorgen van duurzame (afvalvrije) boodschappen aan consumenten via een online webshop. Werkneemster is op 15 maart 2020 in dienst getreden bij PieterPot en werkte laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor € 3.200 bruto per maand. Werkneemster is per 29 augustus 2022 ziek gemeld bij de bedrijfsarts vanwege nekklachten. De bedrijfsarts heeft op 27 december 2022 aangegeven dat er een lichte verbetering is en hij adviseert een maximale belasting van 6 uur per week. In opdracht van PieterPot heeft een recherchebureau werkneemster van 11 februari tot en met 24 februari 2023 geobserveerd. Op 8 maart 2023 heeft werkneemster twee medewerkers van het recherchebureau te woord gestaan waarbij zij werd geconfronteerd met bevindingen uit het onderzoek.  Op 9 maart 2023 is een definitief onderzoeksrapport opgesteld.  Op 14 maart 2023 is werkneemster op staande voet ontslagen, omdat (samengevat) is gebleken dat zij handelingen heeft verricht die volgens PieterPot niet passen bij het door haar opgegeven ziektebeeld en de nekklachten. Zo zou zij haar nek soepel hebben bewogen bij het buiten lopen of wanneer zij zittend op haar telefoon kijkt en zou zij op 11 februari 2023 een festival hebben bijgewoond waar zij heeft gedanst en headbangende bewegingen heeft gemaakt. Voorts zou werkneemster volgens PieterPot zonder problemen zwaardere voorwerpen hebben getild (een vuilniszak en kattenvoer), waarmee werkneemster ook trappen heeft gelopen. PieterPot acht de door werkneemster daaromtrent gegeven uitleg niet geloofwaardig. Werkneemster berust in het ontslag op staande voet en verzoekt veroordeling van PieterPot tot betaling van achterstallig loon (de eindafrekening van het dienstverband), een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 55.000 bruto. PieterPot verzoekt bij wege van tegenverzoek een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de kosten van het recherchebureau van € 9.000. 

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag onverwijld is verleend. Nadat PieterPot op 9 maart 2023 het onderzoeksrapport heeft ontvangen, heeft zij juridisch advies ingewonnen en daarna werkneemster op 14 maart 2023 op staande voet ontslagen, wat geen te lange periode is. De kantonrechter oordeelt daarentegen dat de inzet van het recherchebureau niet gerechtvaardigd was nu het controleren van een werknemer buiten diens weten om door een onderzoeksbureau slechts aanvaardbaar is onder zeer bijzondere omstandigheden, waarin sprake is van concrete ernstige verdenkingen van ernstige overtredingen. Van zulke omstandigheden is in dit geval geen sprake. Op de vraag van de kantonrechter wat de aanleiding voor het vermoeden was, heeft PieterPot geantwoord dat het een “onderbuikgevoel” betrof. Het vermoeden was dus niet gebaseerd op concrete feiten waarbij niet te begrijpen is waarom PieterPot niet eerst een gesprek met werkneemster heeft gevoerd. De inzet van een onderzoeksbureau is buitenproportioneel. Dat PieterPot zich niet als een goed werkgever heeft gedragen door een onderzoeksbureau in te schakelen betekent echter nog niet dat het ‘rapport’ onder geen beding mag worden gebruikt. Volgens PieterPot bleek uit het onderzoek – onder meer – dat werkneemster op 11 februari 2023 ‘zijdelingse headbangbewegingen’ maakte op een dansfestival gedurende 6 tot 8 uur lang en tijdens een wandeling op 13 februari 2023 willekeurige vlotte bewegingen met haar nek maakte. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit het rapport niet dat werkneemster tegen de bedrijfsarts heeft gelogen. Als PieterPot twijfelde over de door werkneemster bij de bedrijfsarts geuite klachten had zij de bedrijfsarts hierover moeten raadplegen. Door dat niet te doen is PieterPot veel te snel overgegaan tot het ontslag op staande voet. Bovendien had PieterPot andere (lichtere) middelen aan kunnen wenden, zoals het opschorten van het loon. De feiten kunnen het ontslag op staande voet niet dragen. De kantonrechter kent een billijke vergoeding van € 20.000 bruto toe. De kantonrechter neemt mee dat het gelet op de huidige vraag op de arbeidsmarkt en de leeftijd van werkneemster verwacht kan worden dat werkneemster – zodra zij arbeidsgeschikt is – binnen afzienbare tijd een nieuwe baan zal kunnen vinden. Verder wordt de financiële positie van PieterPot in aanmerking genomen, evenals het vervallen van de functie van werkneemster en rekent de kantonrechter het prematuur inschakelen van een onderzoeksbureau PieterPot ernstig aan. Het achterstallige loon, de rente, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding worden toegewezen. De tegenverzoeken van PieterPot worden afgewezen.