Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 23 augustus 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:8004
Deelgeschilprocedure. Artikel 1019w Rv. Werkgeefster is aansprakelijk voor het ongevalsincident dat werkneemster is overkomen. Artikel 7:658 BW. Werkgeefster heeft onvoldoende onderbouwd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.

Feiten

Werkneemster is sinds 8 december 2021 in dienst bij werkgeefster als vleesbewerker. Op 16 februari 2022 is werkneemster tijdens het uitoefenen van haar werkzaamheden gewond geraakt aan haar rechterarm (‘het incident’). Zij heeft letsel overgehouden aan het incident en daarvoor houdt zij werkgeefster aansprakelijk. Werkgeefster betwist aansprakelijk te zijn voor het incident. Daarom verzoekt werkneemster in deze zaak om (a) voor recht te verklaren dat werkgeefster aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade die het gevolg is van het incident, (b) werkgeefster te veroordelen om als voorschot onder algemene titel een bedrag van € 3.675 aan haar te betalen, (c) werkgeefster te veroordelen in de kosten van deze zaak à € 3.420,76 en (d) werkgeefster te veroordelen om een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 3.052,58 te betalen. Werkgeefster is het niet eens met de verzoeken van werkneemster, omdat de toedracht van het incident niet vaststaat, werkneemster zelf schuld aan het incident heeft, werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan en de door werkneemster verzochte vergoedingen te hoog zijn.

Oordeel

De kantonrechter wijst de verklaring voor recht en een gedeelte van de verzochte vergoedingen toe. Het verzoek berust op artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase naar de rechter te stappen. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster in het kader van de uitoefening van haar werkzaamheden voor werkgeefster (letsel)schade heeft geleden. Werkgeefster voert in de eerste plaats aan dat de toedracht van het incident nog niet (voldoende) vaststaat en dat deze zaak daarom niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure. Het valt de kantonrechter op dat werkgeefster in deze procedure pas voor het eerst aanvoert dat werkneemster zichzelf heeft “geprikt” aan het mes van een collega, terwijl de gemachtigde van werkneemster al in haar aansprakelijkstelling van 15 april 2022 heeft geschreven dat het in de visie van werkneemster juist de collega was die haar in de arm heeft gesneden. Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van werkgeefster gelegen om in een (veel) eerder stadium vragen over de exacte toedracht van het incident op te werpen en beantwoord te krijgen. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, omdat werkneemster de verplichte beschermingsmiddelen draagt, niet alleen werkt en voorafgaand aan de werkzaamheden van de voorman instructies ontvangt over de aard van de werkzaamheden en het veilig werken met messen. De kantonrechter is van oordeel dat werkgeefster onvoldoende heeft onderbouwd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Werkgeefster voert tot slot nog aan dat het incident niet zou zijn voorkomen als zij wel aan haar zorgplicht had voldaan, maar daar volgt de kantonrechter haar niet in omdat zij op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om ongevallen als hier aan de orde te voorkomen. Werkgeefster is aansprakelijk voor de schade die werkneemster ten gevolge van het incident heeft geleden en nog zal lijden. De voorschotbetaling wordt toegewezen alsook een bedrag aan buitengerechtelijke kosten, waarbij de kantonrechter stelt dat het uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden (letsel)schade te bepalen, worden vergoed door de aansprakelijke partij, voor zover het redelijk en noodzakelijk was daarvoor deskundige bijstand in te roepen en de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets).