Naar boven ↑

Rechtspraak

F.N.V. c.s./N.V. Nederlandse Spoorwegen
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 12 september 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:7628
Uitleg cao. PAWW-uitkering is geen sociale uitkering in de zin van de aftoppingsregeling van het Sociaal Plan. Ook geen recht op voortzetting pensioenopbouw bij werkloosheid, omdat de achterliggende regeling in het pensioenreglement is vervallen.

Feiten

De vakbonden en tot NS behorende werkgevers zijn partijen bij de ondernemings-cao’s van NS (NS-cao). Partijen verschillen van mening over de vraag hoe enkele bepalingen uit de NS-cao moeten worden uitgelegd. Tussen partijen is verschil van inzicht gerezen over de uitleg van de aftoppingsregeling en de pensioenopbouw bij WW-uitkering. De vakbonden hebben bij de kantonrechter een drietal verklaringen voor recht gevorderd, die er in de kern op neerkomen dat de uitleg die zij aan drie cao-bepalingen geven de juiste is. 

Oordeel

Aftoppingsregeling

Een sociaal plan is onderdeel van de NS-cao's. Artikel 4 daarvan regelt onder meer de uitkering bij ontslag na einde arbeidsovereenkomst als gevolg van reorganisatie. Artikel 4 bevat een aftoppingsregeling. Hierin staat onder meer:

'De hoogte van de uitkering bij ontslag als bedoeld in artikel 4 onder v (ontslaguitkering) zal zodanig worden vastgesteld, dat over de periode tot het bereiken van de voor de individuele werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd de som van de uitkomsten uit:
– sociale uitkeringen
– pensioen- en/of OVUT-rechten

– de ontslaguitkering niet meer dan 75% van zijn laatst verdiende inkomen bedraagt doch tenminste gelijk is aan de voor de individuele werknemer geldende wettelijke Transitievergoeding mits de individuele werknemer (...) op die Transitievergoeding recht zou hebben.'

Partijen zijn het er niet over eens of de PAWW-uitkering (Private Aanvulling WW en WGA) valt onder het begrip ‘sociale uitkeringen’ en dus of die uitkering meegenomen moet worden in de aftopping van de ontslaguitkering. Volgens NS is dat wel het geval, volgens de vakbonden niet. Het begrip ‘sociale uitkering’ is niet gedefinieerd in de cao. Partijen geven daaraan ieder hun eigen invulling: de vakbonden stellen dat het moet gaan om publieke uitkeringen, NS om collectieve uitkeringen met een solidair karakter. Uit dit verschil van inzicht blijkt al dat het begrip ‘sociale uitkering’ niet één objectief vast te stellen betekenis heeft. De wettelijke wijziging van het WW-stelsel per 1 januari 2016 had gevolgen voor de aftoppingsregeling in de cao: door de beperking van (de opbouw en) de duur van de WW-uitkering van drie naar twee jaar werd namelijk de som van de drie in de aftoppingsregeling genoemde uitkeringen lager, en daarmee de door NS te betalen ontslaguitkering hoger. De tekst van de aftoppingsregeling is desondanks niet aangepast. Dat betekent dat onder het begrip ‘sociale uitkering’, net als daarvoor, de gewijzigde (verkorte) WW-uitkering valt, maar niet dat dat ook automatisch geldt voor de PAWW-uitkering. De PAWW-uitkering is immers niet in de plaats getreden van de (door de wetswijziging vervallen of ingeperkte onderdelen) van de WW-uitkering, maar betreft een nieuwe private regeling, die wordt gefinancierd door werknemers en die niet landelijk, maar slechts voor werknemers van aangesloten werkgevers (waaronder NS) geldt. Dat die voorziening is bedoeld om tegemoet te komen aan de gevolgen van de beperking van de WW-uitkering en dat deze een collectief en solidair karakter heeft, maakt dat niet anders. Het hof verklaart daarom voor recht dat op grond van artikel 4 sub c onder ii) Sociaal Plan bij de aftopping van de ontslagvergoeding een PAWW-uitkering niet wordt aangemerkt als ‘sociale uitkering’ in de zin van het Sociaal Plan en derhalve bij de aftopping van de ontslagvergoeding buiten beschouwing moet worden gelaten in het kader van de berekening van de hoogte van de eenmalige ontslaguitkering.

Pensioenopbouw WW

Dit geschilpunt spitst zich toe op de uitleg van artikel 26 van de cao:

'Bij werknemers die na ontslag bij één van de bij de CAO Sociale Eenheid NS aangesloten bedrijven een WW-uitkering ontvangen, loopt hun pensioenopbouw door, mits men voldoet aan de daarvoor bepaalde voorwaarden. De regeling is onderdeel van en staat beschreven in de pensioenregeling van het Spoorwegpensioenfonds. De premie hiervoor komt ten laste van de werkgever.' 

Partijen zijn het erover eens dat deze bepaling is opgenomen in verband met de introductie van het zogeheten ‘FVP-vervangend product’. Het FVP-vervangend product is op initiatief van het SPF gestopt per 1 april 2020. Tussen partijen staat vast dat de afschaffing van het FVP-vervangend product niet is ingebracht bij de eerstvolgende cao-onderhandelingen: niet door de vakbonden en niet door NS. Het hof constateert zodoende dat (de tekst van) artikel 26 lid 6 cao geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van de vakbonden dat de bepaling een zelfstandige aanspraak bevat op voortzetting van pensioenopbouw tijdens WW op kosten van NS. De verklaring voor recht wordt afgewezen.