Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 5 september 2023
ECLI:NL:GHSHE:2023:2843
Feiten
Werknemer is op 17 november 1987 in dienst getreden bij de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat). De Staat heeft in eerste aanleg verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de arbeidsovereenkomst tegen 1 november 2021 ontbonden. De arbeidsverhouding van partijen is ernstig en duurzaam verstoord. Het verzoek van werknemer om een billijke vergoeding was door de kantonrechter afgewezen wegens het ontbreken van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Staat. Werknemer verzoekt in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter te vernietigen waar het betreft de afwijzing van de billijke vergoeding en te bepalen dat de Staat aan werknemer een billijke vergoeding van € 750.000 bruto en € 500.000 netto moet betalen.
Oordeel
Dat de ziekte van werknemer is veroorzaakt door het bestaan van een arbeidsconflict blijkt niet uit de door werknemer genoemde medische informatie. Dat werknemer objectief 'in zijn werk niet veilig was' is het hof evenmin gebleken. Desgevraagd ter zitting van het hof heeft werknemer geen nadere onderbouwing gegeven van de stelling dat sprake is van 'Ziekte steeds veroorzaakt door het bestaan van een arbeidsconflict'. Uit het HSK-rapport blijkt het volgende: 'Betrokkene is wantrouwend naar anderen toe, hij is ervan overtuigd dat anderen op een of andere manier misbruik van hem zullen maken en hij altijd aan het kortste eind zal trekken' en 'Hij is ervan overtuigd dat men onmiddellijk alles moet kunnen doen of zeggen wat men wil, zonder rekening te houden met het effect op anderen. Hij erkent dat hij niet tactisch kan zijn'. Het hof rekent werknemer deze eigenschappen aan. Op basis van de stukken kan de kantonrechter niet vaststellen dat de toenmalige leidinggevende werknemer valselijk zou hebben beschuldigd dan wel dat andere leidinggevenden van werknemer in dit kader niet integer hebben gehandeld. In het kader van 'wantrouwend' is volgens het hof van belang dat werknemer geen grief heeft gericht tegen deze overweging van de kantonrechter. De Staat heeft ook juist gehandeld met betrekking tot de re-integratie van werknemer. Dat de Staat werknemer in een 'zeer bedreigend, onveilig, ongezond, ja zelfs ziekmakend werkklimaat' wilde laten terugkeren is (opnieuw) volstrekt onvoldoende onderbouwd. Ter onderbouwing van zijn grieven uit werknemer felle kritiek op de Staat zonder zich af te vragen of daarvoor feitelijke en juridische grond bestaat. Het voorgaande is niet het hele verhaal dat partijen over de afgelopen 25 jaar naar voren hebben gebracht. De Staat heeft inderdaad niet altijd als goed werkgever gehandeld maar overall is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Staat als bedoeld in artikel 7:671b lid 9 sub c BW. Alle grieven van werknemer falen. Werknemer wordt veroordeeld de kosten van de Staat te voldoen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.