Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 augustus 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:4488
Kort geding. Schorsing non-concurrentiebeding.

Feiten

Werkgeefster (gedaagde sub 2) is een onderneming die verschillende soorten kazen en kaasvullingen produceert. Zij is onderdeel van de onderneming 1. Werknemer is op 11 april 2011 als Medewerker Kwaliteitsdienst in dienst getreden bij onderneming 2. Deze onderneming was ook onderdeel van onderneming 1 en richtte zich op de productie van yoghurt/toetjes. Zij heeft in mei 2014 haar naam gewijzigd in onderneming 3. Deze onderneming  heeft haar activiteiten op 14 mei 2019 beëindigd. Werknemer was vanaf maart 2019 al feitelijk bij onderneming 2 werkzaam en is daar na de bedrijfsbeëindiging van onderneming 3 ook geplaatst. Hij houdt onder meer toezicht op de naleving van hygiëneregels en keurt de eindproducten. Werkgeefster heeft werknemer op zijn verzoek eind mei 2019 een nieuwe arbeidsovereenkomst verstrekt, die inhoudelijk nagenoeg hetzelfde is als de arbeidsovereenkomst die hij met onderneming 2 en onderneming 3 had. In deze arbeidsovereenkomst is vermeld dat werknemer per 1 juni 2019 bij werkgeefster in dienst is getreden in de functie van QC-medewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De opzegtermijn van werknemer bedraagt twee maanden. In de arbeidsovereenkomst is – net zoals in de eerdere arbeidsovereenkomsten – een non-concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft in maart 2023 een aanbod gekregen om bij onderneming 4 als productontwikkelaar in dienst te treden. Onderneming 4 houdt zich onder meer bezig met de productie van smeltkaas en rookkaas en is in dat opzicht een directe concurrent van werkgeefster. Werknemer verzoekt hem toestemming te verlenen om bij onderneming 4 in dienst te treden, maar dit heeft werkneemster met een beroep op het non-concurrentiebeding geweigerd. Op 5 juni 2023 heeft werkgeefster haar medewerkers bericht dat zij het voornemen heeft om haar bedrijf per 1 juli 2023 aan gedaagde sub 1 te verkopen en dat daarbij sprake zou zijn van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 e.v. BW. Werknemer heeft gedaagde sub 1 bij e-mail van 9 juni 2023 gevraagd of zij hem toestemming wil verlenen om bij onderneming 4 in dienst te treden. Gedaagde sub 1 heeft deze toestemming niet gegeven. Werknemer vordert onder meer schorsing van het non-concurrentiebeding en verkorting van de contractuele opzegtermijn van twee maanden naar één maand, omdat het non-concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 BW moet worden vernietigd en daarop vooruitlopend moet worden geschorst en omdat hij in verhouding tot het te beschermen belang van werkgeefster en gedaagde sub 1 onbillijk door het beding wordt benadeeld. Hij stelt subsidiair dat het non-concurrentiebeding na de overname van werkgeefster door gedaagde sub 1 zwaarder zal gaan drukken en hij om die reden niet tot nakoming daarvan kan worden gehouden.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat het volledig gerechtvaardigd is dat werknemer naast werkgeefster ook gedaagde sub 1 heeft gedagvaard. Tevens heeft werknemer de spoedeisendheid van zijn vordering voldoende aannemelijk gemaakt. De kantonrechter acht het op grond van de stellingen die partijen hebben ingenomen aannemelijk dat werknemer een ervaren kwaliteitsmedewerker is. Werkgeefster heeft echter onvoldoende onderbouwd dat werknemer – naast de vakinhoudelijke kennis met betrekking tot controlewerkzaamheden die hij bij werkgeefster heeft opgebouwd – door zijn functie bij haar op de hoogte is van essentiële relevante commerciële en technische informatie of van unieke werkprocessen en strategieën, waarvan onderneming 4 geen kennis draagt en waarvan de kennisname bij onderneming 4 leidt tot een concurrentievoordeel dat zij anders niet zou hebben gehad. Werkgeefster had dit concreet moeten maken. De enkele stelling van werkgeefster dat werknemer vanuit zijn functie toegang heeft tot bedrijfsvertrouwelijke bestanden waarin onder meer klanten, leveranciers, de structuren en recepturen staan vermeld – als dit al juist zou zijn – betekent nog niet dat hij daar feitelijk van op de hoogte is. Werkgeefster heeft ook onvoldoende gesteld en onderbouwd dat werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde leveranciers van werkgeefster dat te vrezen is dat deze leveranciers met hem zullen overstappen naar onderneming 4. De kantonrechter acht het aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat het non-concurrentiebeding vernietigd dient te worden omdat werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van werkgeefster en gedaagde sub 1, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. De vordering tot gedeeltelijke schorsing van dit beding wordt toegewezen. Ook verkort de kantonrechter de opzegtermijn tot één maand.