Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 21 september 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:4993
Feiten
Werknemer is sinds 1 maart 2022 in dienst van werkgeefster als groepsleider. In de arbeidsovereenkomst staat een clausule over onethisch gedrag. Op 29 juni 2023 heeft werkgeefster werknemer een officiële waarschuwing gegeven naar aanleiding van een klacht van een cliënte over ongepast gedrag tijdens een autorit. Op 30 juni 2023 heeft een andere cliënte een lijst van beschuldigingen opgesteld tegen werknemer, waarin ze melding maakt van vermeend onethisch gedrag. Op dezelfde dag heeft werkgeefster werknemer gevraagd om op kantoor te verschijnen, wat werknemer heeft geweigerd omdat het zijn vrije dag was. Ze kwamen overeen dat hij de volgende dag op kantoor zou verschijnen, maar werknemer heeft zich op die dag ziek gemeld. Op diezelfde dag heeft werkgeefster werknemer een brief gestuurd waarin zij werknemer op staande voet heeft ontslagen wegens ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend gedrag jegens vrouwelijke cliënten. Werknemer vordert onder meer een transitievergoeding en billijke vergoeding.
Oordeel
Omdat werknemer niet (meer) verzoekt om vernietiging van het ontslag op staande voet, staat vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 30 juni 2023. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een dringende reden, omdat werkgeefster deze reden niet voldoende heeft geconcretiseerd. Ze heeft niet specifiek aangegeven welke gedragingen van werknemer als ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend worden beschouwd. Er heeft ook geen hoor en wederhoor plaatsgevonden voordat het ontslag op staande voet werd gegeven. Daarom concludeert de kantonrechter dat er geen dringende reden is voor het ontslag op staande voet. Werkgeefster moet aan werknemer een transitievergoeding van € 885,12 bruto betalen. Daarnaast heeft werknemer ook recht op een gefixeerde schadevergoeding van € 1.983,39 bruto. Tot slot heeft werknemer recht op een billijke vergoeding van € 1.983,39 bruto.