Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkgeefster/Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 september 2023
ECLI:NL:GHSHE:2023:3081
Werkgeefster valt onder de werkingssfeer van de cao Beroepsgoederenvervoer. Uitleg begrip 'eigen vervoer' in de zin van de cao.

Feiten

Werkgeefster haalt producten met vrachtwagens op bij opdrachtgevers en vervoert deze naar de klant van de opdrachtgever, of de producten worden opgeslagen, gekoeld of ingevroren om vervolgens op een later tijdstip te worden vervoerd naar de klant van de opdrachtgever. GNV heeft een aparte stichting opgericht, Stichting VNB (hierna: VNB) die toeziet op de naleving van de cao Beroepsgoederenvervoer (hierna: cao). Bij brief van 8 mei 2019 heeft VNB aan werkgeefster laten weten dat zij van mening is dat de activiteiten van werkgeefster onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde cao vallen. FNV heeft in eerste aanleg verzocht voor recht te verklaren dat de activiteiten van werkgeefster onder de werkingssfeer van de cao vallen en verzocht om naleving met terugwerkende kracht van de cao in de periode 17 augustus 2017 tot en met 31 december 2019. Volgens FNV verrichtte werkgeefster vergunningsplichtig vervoer van gekoelde en ingevroren producten tegen vergoeding met gebruikmaking van vrachtwagens. De logistieke dienstverlening valt eveneens onder de cao. Werkgeefster kan volgens FNV geen beroep doen op de uitzondering van de cao omdat meer dan 20% van de omzet van werkgeefster met de genoemde activiteiten wordt behaald. Daarnaast is het niveau van arbeidsvoorwaarden bij werkgeefster aanmerkelijk lager dan het niveau van de cao. FNV lijdt door de niet-naleving van de cao door werkgeefster schade, waaronder reputatieschade en verlies aan werfkracht. FNV heeft deze schade op grond van artikel 3 lid 4 Wet AVV naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 10.000. De kantonrechter heeft bepaald dat de activiteiten van werkgeefster onder de werkingssfeer van de cao vallen. Werkgeefster valt niet onder de uitzonderingsbepaling van de cao waardoor de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht heeft toegewezen en werkgeefster heeft veroordeeld tot naleving. Van de gevorderde schadevergoeding heeft de kantonrechter € 5.000 toegewezen. Werkgeefster gaat in hoger beroep. FNV verzoekt naleving van de cao van 1 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 en van 29 september 2021 tot en met 31 december 2022. 

Oordeel 

Volgens werkgeefster valt de onderneming, op concernniveau bezien, niet onder de werkingssfeer van de cao. Het hof volgt werkgeefster hierin niet. Een cao moet worden uitgelegd met toepassing van de cao-norm. Volgens het hof is werkgeefster een onderneming die vergunningplichtig vervoer krachtens de Wwg verricht en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verricht anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen, als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a van de cao. FNV heeft aan haar stelplicht voldaan dat de activiteiten van de onderneming van werkgeefster onder de werkingssfeer van de cao vallen. Op 15 augustus 2019 heeft een bedrijfsbezoek plaatsgevonden en FNV heeft op 26 augustus 2019 haar vragenlijst nog per e-mail toegestuurd. Werkgeefster is niet bereid geweest de vragen van FNV te beantwoorden. Hoewel werkgeefster in de gelegenheid was, heeft zij nagelaten om gegevens in het geding te brengen om haar betwisting te staven. Werkgeefster betoogt dat zij eigen vervoer verricht en dat daarom de activiteiten niet onder de werkingssfeer van de cao vallen. Werkgeefster stelt terecht dat de werkingssfeerbepaling niet het begrip 'eigen vervoer' hanteert. Twee soorten vervoer vallen onder de werkingssfeer: (i) vergunningplichtig vervoer krachtens de Wwg en (ii) vervoer anders dan van personen tegen vergoeding. Dat werkgeefster aan haar opdrachtgevers geen separate vergoeding in rekening brengt voor het vervoer dat zij voor hen verricht, is onvoldoende om te betogen dat geen sprake is van vervoer tegen vergoeding als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a van de cao. Werkgeefster heeft niet althans onvoldoende weerlegd dat de vrachtprijs is verdisconteerd in de prijs die zij voor het geheel van haar dienstverlening aan haar opdrachtgevers in rekening brengt. Ook dan is er sprake van vervoer 'tegen vergoeding' en dus niet van eigen vervoer. Het hof bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en veroordeelt werkgeefster tot naleving met terugwerkende kracht van de algemeen verbindend verklaarde cao in de perioden van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en van 29 september 2021 tot en met 31 december 2022.