Feiten

Werknemer is met ingang van 1 juli 2018 in dienst getreden bij Navobi, dat onderdeel uitmaakt van VanDrie. Op 28 december 2021 is een ontwikkeltraject van een jaar gestart om, kort gezegd, de (telefonische) communicatie door werknemer te verbeteren. Werknemer heeft coaching gehad en heeft hieraan actief meegewerkt. Navobi is van mening dat het ontwikkeltraject niet het beoogde resultaat heeft gehad. Werknemer is het met die conclusie niet eens. Op 24 juni 2022 heeft een incident plaatsgevonden tussen werknemer en de plantmanager, zijn hoogste leidinggevende binnen de vestiging Staverden. Tijdens een verjaardagsbijeenkomst op kantoor heeft werknemer tegen de plantmanager gezegd dat het nu eens zijn beurt was om hem op een fout aan te spreken of woorden van gelijke strekking. De plantmanager reageerde daarop door te zeggen dat hij de neiging had om het hoofd van werknemer in de taart te duwen. Daarna hebben beiden excuses aan elkaar gemaakt. Een paar dagen later, op 30 juni 2022, heeft werknemer te kennen gegeven aan Navobi dat hij zijn functie wilde neerleggen vanwege dit incident. Navobi heeft hem toen aangeraden daar goed over na te denken en werknemer is op dit voornemen teruggekomen. De plantmanager en werknemer hebben daarna niet meer met elkaar gepraat maar uitsluitend digitaal gecommuniceerd, vooral per whatsapp. Aan werknemer is een vaststellingsovereenkomst aangeboden, waarna werknemer heeft aangestuurd op mediation met de plantmanager. Na afronding van de mediation heeft Navobi het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Per 1 mei 2023 heeft werknemer een andere baan. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Werknemer is het niet eens met het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en herplaatsing niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Ter zitting is gebleken dat de verstandhouding tussen werknemer en de plantmanager ernstig is verstoord. Het “taartincident” en de reactie van werknemer daarop (hij wilde ontslag nemen waarvan Navobi hem heeft weten te weerhouden) illustreren dat. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat werknemer op de locatie Staverden in een klein logistiek team werkte, de plantmanager op dezelfde gang zijn kamer heeft als werknemer en dat de plantmanager eindverantwoordelijk is voor het kleine team logistiek (zes personen) en dus ook voor de prestaties van werknemer. Niet goed voorstelbaar is dat hij als het ware om de plantmanager heen zou kunnen werken (door wel te praten met zijn direct leidinggevende en alleen als het nodig is te appen met de plantmanager) omdat in een werkomgeving medewerkers niet alleen digitaal met elkaar moeten communiceren maar ook met elkaar moeten kunnen praten en overleggen. Geoordeeld wordt daarom dat sprake is van een vertrouwensbreuk die zodanig is dat van Navobi in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het hof is van oordeel dat Navobi onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herplaatsingsmogelijkheden van werknemer. Op de mondelinge behandeling heeft het hof hierover vragen gesteld aan Navobi. De antwoorden kwamen erop neer dat VanDrie meerdere vestigingen in Nederland heeft. De personeelsmanager van Navobi heeft alleen gebeld met de locatie in Uddel en de slachterij in Apeldoorn omdat die geografisch gezien het dichtst in de buurt van de woonplaats van werknemer liggen. Daar bleken geen vacatures te zijn. Het hof is van oordeel dat Navobi hiermee onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan haar inspanningsverplichting. Meer dan een of twee telefoongesprekken hebben niet plaatsgevonden en enige documentatie over het besprokene, maar ook documentatie in het algemeen over de inrichting van VanDrie ontbreekt, net zoals vacature- en functieoverzichten. Werknemer krijgt een billijke vergoeding ter hoogte van € 4.500 bruto.