Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 11 oktober 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:10098
Feiten
Soliede Opleidingen B.V. (hierna: Soliede) biedt praktijkopleidingen aan op het gebied van veiligheid, adviseert bedrijven over risico’s en veiligheid op de werkvloer en exploiteert een webwinkel met veiligheidsmiddelen. Werknemer is met ingang van 1 mei 2021 bij Soliede in dienst getreden als trainer BHV en EHBO, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Per 1 mei 2022 is deze arbeidsovereenkomst voortgezet voor de duur van 12 maanden, met een einde van rechtswege op 30 april 2023. Partijen hebben op 1 juli 2021 een studieovereenkomst gesloten met daarin een terugbetalingsverplichting indien de beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt op initiatief van werknemer. Soliede doet op 15 maart 2023 een aanbod de arbeidsovereenkomst om te zetten in een voor onbepaalde tijd en tevens wordt het salaris tussentijds verhoogd met € 100 per maand. Hierop volgen verschillende gesprekken zonder dat tussen partijen overeenstemming wordt bereikt. Werknemer krijgt op 24 april 2023 het bericht dat hij het aanbod niet heeft willen aanvaarden en dat het daardoor is komen te vervallen, met als gevolg dat de beëindiging van het dienstverband een feit is en dat bij eindafrekening de studiekosten zullen worden verrekend. Partijen bereiken geen overeenstemming over de vergoedingen en betalingen met betrekking tot de beëindiging van het dienstverband.
Oordeel
Tussen partijen is niet in geschil dat de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen op 30 april 2023. Vast staat dat partijen vanaf 15 maart 2023 op initiatief van Soliede hebben gesproken over voortzetting van de arbeidsverhouding op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dat zij die voortzetting aanvankelijk allebei nastreefden, maar dat het daarvan uiteindelijk niet is gekomen.
Op wiens initiatief is de arbeidsovereenkomst geëindigd? Aanspraak op transitievergoeding?
De kantonrechter stelt vast dat de lezingen van partijen uiteenlopen, maar dat tegelijkertijd niet in geschil is dat partijen de gesprekken zijn ingegaan met de bedoeling om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Zij waren het enkel niet eens over een of enkele ondergeschikte arbeidsvoorwaarden, waarvan het tijdstip waarop werknemer verlof moest opnemen het belangrijkste geschilpunt was. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werknemer echter aan de gedragingen van Soliede (en het uitblijven van andere gedragingen) na het tweede gesprek het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat het dienstverband na het einde van rechtswege zou worden voortgezet, hoewel partijen van mening verschilden over het tijdstip van verlofopname. Werknemer maakt derhalve terecht aanspraak op de transitievergoeding.
Aanzegvergoeding, studiekostenbeding en verrekening studiekosten
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Soliede tijdig aan haar uit artikel 7:668 lid 1 sub a en b BW voortvloeiende aanzegverplichting voldaan. In de e-mail van 15 maart 2023 heeft Soliede werknemer geïnformeerd over de voorwaarden waaronder zij de arbeidsovereenkomst met hem in eerste instantie wilde voortzetten en niet in geschil is dat werknemer de conceptarbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met daarin alle (nieuwe) voorwaarden in ieder geval heeft ontvangen voorafgaand aan het eerste gesprek dat partijen op 29 maart 2023 hebben gevoerd. De verzochte aanzegvergoeding zal daarom worden afgewezen. Werknemer stelt dat Soliede niet bevoegd was om tot verrekening van de studieschuld over te gaan en verzoekt (primair) om voor recht te verklaren dat Soliede geen studieschuld op hem kan verhalen. De kantonrechter stelt vast dat er voor wat betreft de (terug)betaling van studiekosten een discrepantie bestaat tussen de bewoordingen in het personeelsreglement en die in de studieovereenkomst. De mogelijke uitlegproblemen die door deze discrepantie kunnen optreden, komen naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening en risico van Soliede, als opsteller van deze documenten. Dit brengt mee dat Soliede geen beroep toekomt op artikel 6:127 BW en zij niet bevoegd is om de ‘studieschuld’ op de eindafrekening in mindering te brengen, zoals zij heeft gedaan.
Achterstallig salaris, wettelijke verhoging en(stuiting van) vakantie-uren en vakantietoeslag
Soliede moet het salaris over de maand april 2023 voldoen. Omdat Soliede bij haar onterecht gedane beroep op verrekening eveneens ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, waardoor werknemer meteen in betalingsproblemen is terechtgekomen, wordt de verzochte maximale wettelijke verhoging toegewezen. Werknemer heeft verzocht om 96 openstaande vakantie-uren uit te betalen, waarvan er onbetwist 32 stammen uit het jaar 2022. Werknemer erkent dat de vervaltermijn voor deze uren 1 juli 2023 is, maar hij betoogt dat dit verzoekschrift als een expliciete stuitingshandeling moet worden beschouwd. De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat 1 juli 2023 voor de 32 vakantieuren een vervaltermijn is. Zo’n vervaltermijn kan, uitzonderingen daargelaten, niet worden gestuit. Het verlofsaldo over 2023 wordt toegewezen. Het verzoek van werknemer tot betaling van een schadevergoeding wordt afgewezen.