Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 3 augustus 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:14542
Feiten
Werkneemster is sinds 27 juli 2020 werkzaam bij Teleperformance Netherlands B.V. (‘Teleperformance’). Van 27 juli 2020 tot 18 januari 2021 werkte werkneemster via een uitzendbureau bij Teleperformance. Met ingang van 18 januari 2021 is werkneemster bij Teleperformance in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, welke overeenkomst van rechtswege is geëindigd op 31 maart 2022. Werkneemster verrichtte haar werkzaamheden vanuit huis. In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen dat werkneemster minimaal 16 en maximaal 18 uur per week werkt. Verder is opgenomen dat als werkneemster meer dan 16 uur per week werkt, zij voor de extra uren een bedrag van € 10 bruto per uur ontvangt. Verder is in Planningsregels opgenomen dat werkneemster steeds 10 minuten voor aanvang moet klaarzitten. Werkneemster vordert onder meer achterstallig loon omdat zij steeds minimaal 10 minuten voor haar dienst aanwezig moest zijn en inlogwerkzaamheden moest hebben afgerond. Op het niet naleven van de 10-minutenregel stonden ook arbeidsrechtelijke sancties terwijl de programma’s erg traag waren. Daarom diende werkneemster altijd een half uur van tevoren al aan het opstarten te beginnen. Teleperformance is over deze tijd, althans over de helft ervan, het loon verschuldigd, omdat het als arbeidstijd heeft te gelden.
Oordeel
In deze zaak staat de vraag centraal of de tijd die werkneemster voor aanvang van haar dienst stelt nodig te hebben gehad om op tijd te kunnen starten met haar belwerkzaamheden voor Teleperformance moet worden aangemerkt als betaalde arbeidstijd. Uit de onweersproken stellingen van partijen over en weer leidt de kantonrechter af dat werkneemster in haar functie gebeld werd door klanten en voor haar werkzaamheden op het project GGD ten minste drie programma’s moest hebben opgestart en daar zijn ingelogd. Zodra werkneemster deze programma’s had opgestart, kon zij op de knop ‘Take Calls’ drukken. Vanaf dat moment kon zij door klanten gebeld worden en ving haar betaalde arbeidstijd aan. De kantonrechter te Den Haag heeft bij vonnis van 8 december 2021 in een andere zaak met Teleperformance geoordeeld dat de 10 minuten die een medewerker op grond van de Planningsregels voorafgaand aan zijn dienst aanwezig moet zijn om te kunnen inloggen aan te merken is als arbeidstijd. In de dagvaarding heeft werkneemster gesteld dat deze uitspraak ook op haar van toepassing is. Teleperformance is van die uitspraak in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof. Bij arrest van 2 mei 2023 – dat dus dateert van na de door werkneemster uitgebrachte dagvaarding – heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en geoordeeld dat een agent gehouden is om zich 10 minuten voor aanvang van zijn dienst bij zijn supervisor te melden. Dat brengt met zich mee dat niet van belang is hoeveel tijd met het opstarten/inloggen is gemoeid. In de 10 minuten voor aanvang van de dienst wordt de agent geacht aanwezig te zijn op de werkplek en zich gereed te maken voor zijn dienst. De agent is met andere woorden beperkt in zijn mogelijkheden zijn tijd aan eigen zaken te besteden, zodat dit moet worden aangemerkt als arbeidstijd. Anders dan de werknemer in de zaak bij het hof, verrichtte werkneemster in onderhavige zaak haar werkzaamheden thuis, zodat zij haar tijd tot aan het aanvangstijdstip van haar dienst vrij in kon richten. In die tijd hoefde zij geen arbeid te verrichten en had Teleperformance geen zeggenschap over haar en de manier waarop zij die tijd wilde indelen. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de 10-minutenregel in het geval van werkneemster dan ook niet mee dat die tijd aan te merken is als arbeidstijd, zodat haar vorderingen worden afgewezen.