Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/De Jong Infrabeheer, Onderhoud & Services BV
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 5 september 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:7633
Ontslag op staande voet. Kwaliteit video-opname die ter onderbouwing dient van ontslaggrond staat ter discussie. Benoeming deskundige.

Feiten

Werknemer is op 11 maart 2017 in dienst getreden bij De Jong Infrabeheer, Onderhoud & Services BV (DJZ) als chauffeur/medeweker onderhoud wegen. In de avond van 4 juni 2020 heeft de politie werknemer als bestuurder van de door DJZ ter beschikking gestelde auto aangehouden, omdat hij te veel alcohol had gedronken. Het rijbewijs van werknemer is toen 29 dagen ingenomen. Na deze periode heeft DJZ de auto van DJZ waarmee werknemer werd aangehouden, weer aan werknemer ter beschikking heeft gesteld. Op 28 juni 2020 is werknemer vanwege psychische problemen vijf weken opgenomen in een GGZ-instelling. Op of omstreeks 28 oktober 2020 is werknemer door een medewerker van DJZ gebeld met het verzoek om de gasfles waarmee hij naar zijn auto, die geparkeerd stond op het terrein van DJZ was gelopen, terug te komen brengen. Op 12 november 2020 is werknemer door DJZ ontslagen, onder meer omdat hij de betreffende gasfles zou hebben gestolen. De kantonrechter heeft – na DJZ in de gelegenheid te hebben gesteld bewijs te leveren – geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is vanwege diefstal.

Oordeel

Voordat het hof inhoudelijk op de zaak ingaat, wordt eerst beoordeeld of de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door werknemer gegeven technische uiteenzetting over de kwaliteit van het als bewijs gebruikte filmpje in strijd is met de tweeconclusieregel. Het hof is van oordeel dat het bij de mondelinge behandeling gehouden betoog niet afstuit op de in beginsel strakke tweeconclusieregel, omdat werknemer in het beroepschrift al de stelling ingenomen had dat de camerabeelden onduidelijk zijn en wat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht als een precisering van dat standpunt moet worden gezien. Wat werknemer op dit punt heeft gesteld en wat DJZ daartegen in de akte van 18 juli 2022 heeft aangevoerd zal daarom worden meegewogen bij de beoordeling. In hoger beroep staat dus slechts nog de vraag centraal of sprake is van een dringende reden voor ontslag. Uit de ontslagbrief van 12 november 2020 blijkt dat DJZ werknemer op staande voet heeft ontslagen enerzijds omdat werknemer in juni 2020 een door DJZ ter beschikking gestelde auto heeft bestuurd terwijl hij meer alcohol had gedronken dan de wet maximaal toelaat en anderzijds omdat hij eind oktober 2020 eigendommen van DJZ heeft meegenomen te weten een gasfles en twee rubberen ringetjes. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft DJZ een filmpje in het geding gebracht waarop te zien is dat werknemer een op een gasfles/persluchtfles gelijkend voorwerp in zijn armen draagt terwijl hij naar zijn auto loopt. Werknemer heeft erkend dat hij op het filmpje te zien is met een persluchtfles, maar betwist dat het om een persluchtfles van DJZ gaat en heeft ook verklaard waarom hij zijn eigen persluchtfles had meegenomen naar het bedrijf. Hij heeft gewezen op de omstandigheid dat het niet gaat om originele camerabeelden, maar om een met een mobiele telefoon gemaakt filmpje van de camerabeelden van een (beveiligings)camera op het bedrijfsterrein van DJZ, dat vervolgens is bewerkt. Het hof kan niet vaststellen wat op het voorhanden zijnde filmpje precies te zien is, terwijl het bij de beoordeling van het handelen van werknemer juist aankomt op de details van de beelden. Het hof zal daarom een deskundigenbericht gelasten. Ten aanzien van de meegenomen rubberen ringetjes heeft werknemer verklaard dat hij ringentjes online heeft besteld, deze niet pasten op zijn persluchtflessen en hij deze bestelde ringentjes vervolgens heeft ingeruild met twee ringetjes uit het magazijn. Het hof is van oordeel dat dit op zichzelf geen dringende reden kan opleveren omdat de ringentjes een zeer geringe waarde (€ 0,01 cent per stuk) vertegenwoordigen. Ook de alcoholkwestie kan – maanden later – niet fungeren als een dringende reden.