Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 31 oktober 2023
ECLI:NL:GHDHA:2023:2009
Met werknemer is overeengekomen dat hij per 1 juli 2018 van de levensloopregeling gebruik zou gaan maken. Tegenbewijs door werknemer niet geleverd.

Feiten

Werknemer is in dienst van werkgeefster. Tussen partijen staat ter discussie of zij zijn overeengekomen dat werknemer per 1 juli 2018 van de levensloopregeling gebruik zou gaan maken, wat tot gevolg zou hebben dat hij onbetaald verlof zou opnemen tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Werkgeefster heeft op dit punt de stelplicht en bewijslast. Het hof is voorshands tot het oordeel gekomen dat partijen dit zijn overeengekomen en heeft werknemer in een tussenarrest van 1 maart 2022 in staat gesteld dit bewijs te ontzenuwen. Werknemer, werkgeefster, vier collega’s en twee klanten van werkgeefster zijn als getuigen gehoord.

Oordeel

Naar het oordeel van het hof is het tegenbewijs niet door werknemer geleverd. Uit de afgelegde getuigenverklaringen komt een beeld naar voren dat het voorshands oordeel van het hof bevestigt. De collega’s, klanten en werkgeefster verkeerden op grond van de getuigenverklaringen allemaal in de veronderstelling dat werknemer per 1 juli 2018 met levensloop zou gaan. Dit sluit aan op het feit dat er pas een geschil over dit onderwerp kwam bij de eindafrekening per 1 juli 2018, waarbij werknemer het met levensloop gaan koppelde aan de door hem gewenste wijze van eindafrekenen, en daarbij kennelijk in de veronderstelling verkeerde dat hij daarvan alsnog kon afzien omdat er slechts sprake was van een voornemen. Uit e-mails van werknemer blijkt naar het oordeel van het hof dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij er alsnog, ten tijde van de eindafrekening, voor kon kiezen om niet met de levensloop te gaan en dit kon gebruiken om de door hem gewenste eindafrekening te krijgen. Dat dit voornemen een dergelijke strekking heeft, is door het hof al verworpen in het tussenarrest. Uit de getuigenverklaringen is op dit punt dus geen ander beeld ontstaan. Aldus is het bewijs geleverd dat tussen partijen is overeengekomen dat werknemer per 1 juli 2018 van de levensloopregeling gebruik zou gaan maken. Het hoger beroep van werknemer faalt.