Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster / werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 13 september 2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:6117
Overgang van onderneming. Uitleg concurrentiebedingen. Strijd met artikel 7:663 BW.

Feiten

Werkneemster treedt op 16 november 2017 voor bepaalde tijd in dienst bij werkgeefster 1, in de functie van uitvaartverzorger. Na twee jaarcontracten wordt haar arbeidsovereenkomst per 1 november 2019 voor onbepaalde tijd voortgezet. In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen waardoor het werknemer niet is toegestaan om gedurende 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn binnen het vakgebied van werkgever. Op 7 januari 2020 is sprake van een overgang van onderneming, waarbij de activiteiten van werkgeefster 1 worden ingebracht in de nieuw opgerichte onderneming werkgeefster 2. Op 25 februari 2020 ondertekent werkneemster een nieuwe arbeidsovereenkomst (met als ingangsdatum 1 maart 2020) met werkgeefster 2. Ook in deze arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen waardoor het werkneemster niet is toegestaan om betrokken te zijn bij een onderneming die gevestigd is in een cirkel met een straal van 25 km gemeten van de standplaats van werkneemster of het adres van werkgeefster 2 én die een of meer soortgelijke of vergelijkbare activiteiten ontplooit. Verder is het verboden om contacten te onderhouden met relaties van werkgeefster 2. Op 29 november 2021 zegt werkneemster de arbeidsovereenkomst - zowel mondeling als schriftelijk - op tegen 1 februari 2022 en treedt zij in dienst bij bedrijf 1 in de functie van uitvaartverzorger. Bij vonnis in kort geding veroordeelt de voorzieningenrechter werkneemster om binnen 24 na betekening van dat vonnis de werkzaamheden ten behoeve van bedrijf 1 te staken en gestaakt te houden tot en met 31 januari 2023 en tot het betalen van een dwangsom aan werkgeefster 2 van € 250 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet (met een maximum van € 25.000). Naar aanleiding van voormeld kortgedingvonnis stelt bedrijf 1 werkneemster van 3 oktober 2022 tot en met 31 januari 2023 op non-actief. Werkgeefster 2 vordert dat de kantonrechter werkneemster veroordeelt om aan werkgeefster 2 een bedrag te betalen van € 132.000 wegens overtreding van het concurrentiebeding. Werknemer vordert in reconventie vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding wegens onder meer bedreiging, bedrog, misbruik van bevoegdheid en/of dwaling.

Oordeel

Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of werkgeefster 2 een rechtsgeldig concurrentiebeding met werkneemster is overeengekomen op 25 februari 2020. Vaststaat dat er op 7 januari 2020 sprake is geweest van een overgang van onderneming en dat de rechten en verplichtingen die op die datum voor werkgever voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst met werkgeefster 1 op grond van artikel 7:663 BW van rechtswege op werkgeefster 2 zijn overgegaan. Als nieuwe werkgever mag je bij een overgang van onderneming dus niet ten nadele van de werknemer afwijken. Hierbij is van belang dat de nieuwe arbeidsovereenkomst niet als pakket mag worden beoordeeld, maar per iedere afzonderlijke arbeidsvoorwaarde. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de reikwijdte van het nieuwe beding een stuk ruimer is dan die van het oude beding, omdat het oude beding slechts zag op werkzaamheden als zelfstandige, terwijl het nieuwe beding ook ziet op werkzaamheden in loondienst. Bovendien is de boete die is opgenomen in het nieuwe beding een stuk hoger dan de boete in het oude beding. Het beding is dus wegens strijd met artikel 7:663 BW nietig. Aangezien werkneemster het oude concurrentiebeding niet heeft geschonden, is zij niet gehouden tot betaling van de gevorderde boetes.