Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 17 november 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:6913
Feiten
Werknemer is op 9 januari 2023 in dienst getreden bij J.R.T. Paintings B.V. krachtens een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar. Werknemer verschijnt regelmatig niet op het werk. Daarbij had werknemer op enig moment geen beschikking meer over een vervoermiddel, waarna JRT werknemer uit coulance een bedrijfsauto heeft aangeboden voor woon- werkverkeer. Enkele maanden later wordt dit teruggedraaid, waarop werknemer te kennen geeft in dat geval thuis te blijven. Hierop laat JRT per brief van 31 maart 2023 weten dat dit neerkomt op werkweigering, en stelt werknemer in de gelegenheid het werk te hervatten. Hierop heeft werknemer nimmer gereageerd. JRT verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. Werknemer, althans bewindvoerder zijnerzijds, verschijnt niet in het geding.
Oordeel
Nu de stellingen van JRT door werknemer niet worden betwist, wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen. De kantonrechter stelt voorts vast dat er voor JRT een wettelijke noch een contractuele verplichting bestond voor het faciliteren van woon- werkverkeer, zodat er voor werknemer geen goede gronden bestonden om vanaf 31 maart 2023 niet op het werk te verschijnen, terwijl deze verplichting wel voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. Hiermee is in rechte komen vast te staan dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld/nagelaten jegens JRT. Het verzoek van JRT wordt dan ook toegewezen. De arbeidsovereenkomst wordt per datum beschikking ontbonden en werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.