Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 29 november 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:6332
Afwijzing verzoek om premievrije voortzetting van de pensioenopbouw en een arbeidsongeschiktheidspensioen. De ziekte waarvoor een WAO-uitkering is toegekend is niet tijdens de deelneming ontstaan.

Feiten

Op 6 september 1999 is werkneemster in dienst getreden bij werkgever op basis van een contract voor bepaalde tijd voor zes maanden. Zij nam hierdoor verplicht deel aan de pensioenregeling van PFZW. Voordat werkneemster bij de werkgever in dienst trad, is zij werkzaam geweest bij een school. Zij is daar per 22 oktober 1998 wegens ziekte uitgevallen en heeft op 22 juli 1999 bij de USZO een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Werkneemster is op 27 september 1999 wegens ziekte uitgevallen voor haar werkzaamheden bij de werkgever. Haar dienstverband is na 5 maart 2000 van rechtswege geëindigd. De USZO heeft werkneemster (onder meer) bij beschikking van 5 september 2000 met terugwerkende kracht per 21 oktober 1999 een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. De pensioenaanspraken die werkneemster bij PFZW had opgebouwd, zijn met ingang van 1 februari 2008 overgedragen naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De WAO-uitkering van werkneemster is beëindigd per 10 oktober 2022 vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Werkneemster heeft PFZW in oktober 2022 gevraagd om in aanmerking te komen voor premievrije pensioenopbouw bij PFZW tijdens haar WAO-uitkering. PFZW heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet mogelijk is. Werkneemster vordert onder meer een verklaring voor recht dat zij vanaf 5 maart 2000 recht heeft op premievrije opbouw van pensioenaanspraken bij PFZW gedurende de periode waarin zij als arbeidsongeschikt is aan te merken en een uitkering krachtens de WAO heeft ontvangen.

Oordeel

Uit het pensioenreglement blijkt dat een deelnemer alleen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid indien de ziekte waarvoor de deelnemer een WAO-uitkering ontvangt, is ontstaan tijdens de deelneming bij PFZW. Bij werkneemster is dat niet het geval. Uit een WAO-beschikking van de USZO van 5 september 2000 en een brief van het UWV van 25 januari 2023 blijkt dat de USZO haar naar aanleiding van haar aanvraag van 22 juli 1999 een WAO-uitkering heeft toegekend per 21 oktober 1999. Werkneemster heeft deze aanvraag gedaan naar aanleiding van haar uitval op 22 oktober 1998 tijdens haar dienstverband bij de school. Zij was toen deelnemer bij het ABP en niet bij PFZW. Werkneemster heeft gesteld dat zij de WAO-uitkering niet heeft gekregen vanwege haar uitval bij de school op 22 oktober 1998, maar vanwege haar uitval bij werkgever op 27 september 1999. De juistheid van deze stelling is echter niet komen vast te staan. Dit betekent dat werkneemster op grond van het Pensioenreglement van PFZW geen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid.