Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 10 november 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:11335
Werknemer moet studiekosten terugbetalen. Artikel 7:611a BW is niet van toepassing.

Feiten

Randstad Uitzendbureau B.V. is op 15 december 2020 met werknemer een opleidingsovereenkomst tot kandidaat-chauffeur aangegaan. In deze overeenkomst is opgenomen dat Randstad na een succesvolle afronding van de opleiding aan werknemer een detacheringsovereenkomst aanbiedt. Werknemer heeft rijbewijs C vervolgens wel gehaald, maar rijbewijs CE niet, en is op 11 juli 2023 een detacheringsovereenkomst aangegaan voor de duur van één jaar. Op 19 juli 2022 is de loonbetaling aan werknemer gestopt, vanwege ongeoorloofde afwezigheid. Per e-mail van 29 juli 2023 heeft werknemer aan Randstad laten weten dat hij besloten heeft niet met Randstad verder te gaan en dat hij de opleidingskosten zal vergoeden. In de opleidingsovereenkomst is opgenomen dat de eigen bijdrage onmiddellijk opeisbaar is indien en zodra de kandidaat-chauffeur de opleiding tussentijds beëindigt dan wel de detacheringsovereenkomst om welke reden dan ook opzegt. Randstad vordert dan ook om werknemer te veroordelen tot betaling van € 5.496,16 te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, alsmede een veroordeling in de proceskosten. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, nu hij het rijbewijs CE niet gehaald heeft en aldus niet verplicht is om conform de detacheringsovereenkomst aan de slag te gaan.           

Oordeel

De kantonrechter stelt allereerst vast dat een geldige opleidingsovereenkomst tot stand is gekomen. Eveneens stelt de kantonrechter vast dat werknemer met de e-mail van 29 juli 2023 zijn detacheringsovereenkomst heeft opgezegd. Nu de detacheringsovereenkomst door toedoen van werknemer is geëindigd en daarmee eveneens de opleidingsovereenkomst door toedoen van werknemer tussentijds is beëindigd nu wel rijbewijs C is gehaald, maar niet rijbewijs CE, is werknemer gehouden de opleidingskosten ad € 5.496,16 terug te betalen aan Randstad. Conform artikel 6:96 BW worden bovendien de gevorderde wettelijke incassokosten ad € 649,81 toegewezen alsmede de wettelijke rente tot aan de dagvaarding ad € 95,77, zodat het totaal door Randstad gevorderde bedrag ad € 6.241,74 wordt toegewezen. Daarbij wordt werknemer veroordeeld in de betaling van de proceskosten. De kantonrechter wijst er ten overvloede op dat artikel 7:611a BW toepassing mist, nu dit artikel pas op 1 augustus 2022 in werking is getreden en de arbeidsovereenkomst reeds voor die datum is opgezegd. Bovendien is de scholing niet tijdens het dienstverband gevolgd.