Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 november 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:11281
Feiten
Werkneemster is op 1 maart 2005 bij de gemeente in dienst getreden. Na een periode eind 2012/begin 2013 te zijn uitgevallen viel werkneemster op 23 maart 2015 opnieuw uit en nu voor een lange periode wegens medische redenen. Begin 2017 is werkneemster hersteld gemeld. Werkneemster had nog wel klachten maar zij werkte weer al haar uren. De gemeente heeft werkneemster op 8 juni 2020 voor 1% ziekgemeld. Naar aanleiding van de ziekmelding heeft er op 6 juli 2020 een telefonisch spreekuur bij de bedrijfsarts plaatsgevonden. Uit het advies van de bedrijfsarts blijkt dat werkneemster op dat moment niet in staat is om huisbezoeken af te leggen. Op 19 oktober 2020 heeft werkneemster zich volledig ziekgemeld. Op 28 juni 2022 heeft het UWV geoordeeld dat werkneemster per 6 juni 2022 aanspraak kan maken op een WIA-uitkering. Bij brief van 20 december 2022 heeft het UWV de gemeente toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen. De gemeente heeft de arbeidsovereenkomst van werkneemster opgezegd tegen 1 mei 2023. Werkneemster verzoekt een billijke vergoeding als gevolg van volgens haar ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de gemeente.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat werkneemster in ieder geval vanaf 2019 tot en met 8 juni 2020 geen huisbezoeken heeft afgelegd en dat is geen korte tijd. Deze werkzaamheden behoren tot haar (aangepaste) takenpakket. Werkneemster mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij haar functie zou mogen blijven uitvoeren zonder het afleggen van huisbezoeken. Omdat zij deze taken niet kon uitvoeren mocht de gemeente werkneemster op een zeker moment voor 1% ziek melden. Dat deed de gemeente omdat de bedrijfsarts anders niet kon worden ingeschakeld. Werkneemster meent dat de gemeente haar re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd. Het enkele feit dat het UWV de re-integratie-inspanningen van de gemeente op enig moment als onvoldoende heeft aangemerkt betekent echter nog niet dat de gemeente haar re-integratieverplichtingen ernstig heeft veronachtzaamd. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de kant van de gemeente. De vordering van werkneemster wordt afgewezen.