Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ Luchtverkeersleiding Nederland
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 31 oktober 2023
ECLI:NL:GHAMS:2023:3081
Werknemer heeft gekozen voor de Regeling individueel keuzeverlof. Partijen twisten over de uitleg daarvan. De ‘inverdienpercentages’ zijn in dit geval niet aan werknemer verschuldigd bij de vaststelling van zijn IKV-aanspraken, omdat de OE-toeslagen niet verschuldigd zijn.

Feiten

Werknemer is op 1 oktober 1985 bij LVN in dienst getreden. In 1986 is werknemer verplaatst naar Schiphol. Hij heeft daar van 1997 tot 2010 een niet-operationele of bureaufunctie bekleed. Zijn laatste niet-operationele functie betrof coördinator investigation bij de afdeling S&P. De functie van coördinator bij de afdeling S&P is in 2010 komen te vervallen en werknemer is herplaatst in een operationele functie, de functie verkeersleidingsassistent (verder VLA). Per 1 april 2010 is werknemer benoemd tot VLA ACC. Omdat werknemer hoger zou zijn ingeschaald, is het salaris ongewijzigd gebleven. Werknemer is per 1 mei 2012 benoemd tot Operationeel Expert Procedures VLA ACC. Aan deze zogenoemde OE-taak zijn in beginsel twee periodieken verbonden. Aan beide benoemingen zijn voor werknemer geen salariële consequenties verbonden geweest, omdat werknemer hoger zou zijn ingeschaald. In augustus 2016 heeft LVN werknemer met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 vanuit het salarisgebouw voor de bureaufuncties naar dat van de operationele functies verplaatst. Het salaris bleef ongewijzigd. Op 14 februari 2017 heeft werknemer zijn OE-taken neergelegd. Dit had geen arbeidsvoorwaardelijke gevolgen. De arbeidsovereenkomst van werknemers van LVN eindigt in beginsel indien zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Voor de functie VLA geldt daarnaast een leeftijdsgrens van 60 jaar. De werknemer kan dan gebruikmaken van de Regeling functioneel leeftijdsnon-activiteitsverlof (FLNA). Indien een werknemer daar geen gebruik van wenst te maken kan hij gebruikmaken van de zogenoemde Regeling individueel keuzeverlof (IKV regeling). Werknemer heeft aan LVN meegedeeld gebruik te willen maken van de IKV-regeling. Vervolgens is tussen partijen discussie ontstaan over de uitleg van de bepalingen uit de huidige IKV-regeling. Per e-mail van 14 april 2020 heeft werknemer aan HR bericht dat de twee periodieken niet afgetrokken kunnen worden, omdat hij nooit twee periodieken extra betaald heeft gekregen, maar alleen zijn basissalaris. Tevens deelt werknemer mee op grond van zijn OE-werkzaamheden een percentage van 20% te hebben inverdiend. Tussen partijen is vervolgens over dit punt gecorrespondeerd en onderhandeld. Werknemer heeft het geschil voorgelegd aan het Adviesloket. Het Adviesloket heeft geadviseerd om bij de berekening van de IKV-grondslag uit te gaan van de van toepassing zijnde salarisschaal en geen rekening te houden met bijtelling of aftrek van fictieve periodieken wegens het verrichten van neventaken. LVN heeft dit advies gevolgd. Partijen hebben vervolgens getwist over de uitleg van het advies en het Adviesloket verzocht om een toelichting daarop. LVN heeft in haar uitleg gelijk gekregen. Werknemer is op 23 juni 2022 60 jaar geworden. Werknemer heeft een verklaring voor recht gevorderd dat hij op basis van de IKV-regeling aanspraak heeft op een toevoeging aan zijn IKV-budget van een inverdienpercentage van 20%. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Werknemer komt op tegen het vonnis.

Oordeel

De grieven van werknemer komen erop neer dat de kantonrechter het ten onrechte voor redelijk heeft gehouden dat de wel door werknemer verrichte aanvullende taken door de werking van de inkomensgarantie niet leiden tot een verhoging van de IKV-grondslag. Het betoog van werknemer faalt. Tussen partijen staat vast dat werknemer in het verleden een salarisgarantie heeft gekregen waardoor hij nadien geen recht had op betaling van toeslagen die zijn collega’s wel ontvingen, omdat zijn garantiesalaris nimmer onder het met die toeslagen in zijn nieuwe functie te bereiken maximumsalaris is gekomen. Werknemer erkent ook dat hij heeft ‘berust’ in het ontbreken van betaling van die toeslagen. Omdat de OE-toeslagen nimmer aan hem zijn uitbetaald (want niet verschuldigd) is het logisch dat de daarvoor in de plaats komende, althans daaruit voortvloeiende, ‘inverdienpercentages’ niet aan werknemer verschuldigd zijn bij de vaststelling van zijn IKV-aanspraken.