Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichtingen / werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 12 december 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:13155
Ontslag op staande voet rechtsgeldig. Spoorwissel met verwijzing naar handelskamer.

Feiten

Werknemer is op 1 oktober 2007 in dienst getreden bij Stichting 1. Stichting 1 en Stichting 2 houden zich bezig met maatschappelijke en schulddienstverlening. In zijn functie was werknemer onder andere verantwoordelijk voor het beheer van de zakelijke PayPal-accounts van Stichtingen.  Op 4 september 2023 is geconstateerd dat er mogelijk sprake was van financiële onregelmatigheden met betrekking tot het zakelijke PayPal-account van Stichting 2. Naar aanleiding daarvan is met werknemer gesproken, waarna hij bij brief van 5 september 2023 op staande voet is ontslagen. In deze brief is opgenomen dat hij gedurende (in ieder geval) het jaar 2023 zonder toestemming diverse betalingen van het zakelijke PayPal-account aan zichzelf heeft uitbetaald en zonder toestemming ten minste één betaling vanaf het zakelijke PayPal-account heeft uitgevoerd voor een privéovernachting in een hotel. Werknemer heeft geen verweer aangevoerd tegen het gegeven ontslag op staande voet. Stichtingen verzoeken (i) een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden op 5 december 2023 rechtsgeldig is geëindigd en (ii) om werknemer te veroordelen tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 jo. lid 3 onder a BW en een schadevergoeding.

Oordeel

De verzochte verklaring voor recht en gefixeerde schadevergoeding van Stichting 1 zijn gebaseerd op het bepaalde in afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW. Op grond van artikel 7:686a lid 3 BW kunnen met dergelijke verzoeken verband houdende andere vorderingen worden ingediend met een verzoekschrift. De vordering van Stichting 1 tot toekenning van een schadevergoeding kan naar het oordeel van de kantonrechter als een vordering in de zin van artikel 7:686a lid 3 BW worden beschouwd, omdat die vordering verband houdt met de eerste twee verzoeken. Die vordering kan dus in dit geding worden behandeld. De verzoeken/vordering van Stichting 1 en de grondslag daarvan zijn niet weersproken en komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen vormen dringende redenen voor een ontslag op staande voet. Het ontslag is ook onverwijld gegeven en de dringende redenen zijn onverwijld meegedeeld. De verzochte verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar. Als onweersproken staat vast dat werknemer door opzet of schuld aan Stichting 1 dringende redenen heeft gegeven voor dat ontslag. Hierom is hij de gevorderde gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Ook dat verzoek zal dus worden toegewezen. Bovendien staat als onweersproken vast dat werknemer opzettelijk schade aan zijn werkgever heeft toegebracht in de zin van artikel 7:661 lid 1 BW, zodat ook de door Stichting 1 verzochte schadevergoeding toewijsbaar is. Stichting 2 is niet de werkgever van werknemer, maar een derde partij. Haar vorderingen kunnen hierom niet gebaseerd zijn op artikel 7:661 BW of artikel 7:611 BW. Het is niet mogelijk om langs de weg van artikel 7:686a lid 3 BW Stichting 2 (als derde) in deze procedure te betrekken. Stichting 2 heeft immers naast haar verzoek om schadevergoeding ex artikel 6:162 BW geen verzoek gedaan (en als niet-werkgeefster van werknemer ook niet kunnen doen) dat gebaseerd is op afdeling 9, titel 10 van Boek 7 BW. Stichting 2 heeft erkend dat zij haar vordering eigenlijk (bij dagvaarding) bij de handelskamer van de rechtbank Noord-Holland had moeten indienen, maar heeft de kantonrechter verzocht verwijzing naar die kamer achterwege te laten wegens strijd met de goede procesorde. Dit verzoek wordt niet gehonoreerd, zodat de zaak van Stichting 2 wordt afgesplitst van de zaak van Stichting 1 en wordt doorverwezen naar de handelskamer van de sectie Handel, Kanton en Insolventie, locatie Haarlem van deze rechtbank.