Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 november 2023
ECLI:NL:RBAMS:2023:7982
Feiten
Werkneemster is op 1 september 1972 bij (de rechtsvoorganger van) Deloitte Group Support Center B.V. (hierna: Deloitte) in dienst getreden en is laatstelijk werkzaam als DP&S assistant. Werkneemster heeft de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Zij heeft reeds voor het bereiken daarvan te kennen gegeven te willen doorwerken tot de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar, waardoor het dienstverband 13 maanden langer zou (moeten) doorlopen. Deloitte heeft daarmee niet ingestemd en de arbeidsovereenkomst met werkneemster op grond van artikel 7:669 lid 4 BW opgezegd tegen 1 juli 2023. Werkneemster verzoekt toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW dan wel een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Billijke vergoeding (art. 7:681 BW)
Werkneemster heeft haar verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding op grond van genoemd artikel niet binnen de geldende termijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW gedaan, zodat zij met betrekking tot dit verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Schadevergoeding (art. 7:611 BW)
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat het verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW niet zodanig samenhangt met het verzoek ex artikel 7:681 BW, dat dit laatste verzoek zonder nadere toets hetzelfde lot zou moeten ondergaan. Nu (de termijn van) de verzoekschriftprocedure als bedoeld in artikel 7:686a BW alleen is voorgeschreven ten aanzien van een verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding uit hoofde van een beëindiging van het dienstverband op grond van afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW en het (overblijvende) verzoek van werkneemster gebaseerd is op afdeling 1 van titel 10, zal de procedure ten aanzien van het verzoek tot toekennen van een schadevergoeding voortgezet worden volgens de regels van de dagvaardingsprocedure (spoorwissel, art. 69 Rv). De kantonrechter bepaalt dat de zaak op de rolzitting van 5 december 2023 zal komen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.