Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 22 december 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:12327
Schending van geheimhoudingsbeding is niet komen vast te staan. Vordering tot een contactverbod wordt afgewezen.

Feiten

PCS en Prodex zijn bedrijven in de technische detachering en vallen onder de Laurensgroep. Werknemer was vanaf 1 september 2007 tot 1 december 2021 in dienst bij PCS en vanaf 1 juli 2018 heeft werknemer functie X bekleed. Werknemer heeft diezelfde functie bekleed bij zustervennootschap Prodex, maar er is tussen Prodex en werknemer geen schriftelijke arbeidsovereenkomst opgesteld. PCS en werknemer zijn een geheimhoudingsbeding overeengekomen. Per 1 december 2021 is werknemer in dienst getreden bij LTT, een bedrijf dat geen concurrent is van PCS of Prodex. Per 1 december 2022 is werknemer in dienst getreden bij Mateck Services B.V. Mateck, althans haar moedervennootschap Terminal Recruiters, is wel een concurrent van PCS en Prodex. In de maand voorafgaand aan zijn vertrek bij PCS heeft werknemer een lijst met namen van klanten van PCS en Prodex en informatie over die klanten verstuurd naar zijn privé-e-mailadres. Hij heeft deze lijst vanuit zijn privé-e-mailadres doorgestuurd naar zijn zakelijke e-mailadres bij LTT. Dit laatste hebben PCS en Prodex ontdekt naar aanleiding van een conservatoir bewijsbeslag dat zij hebben gelegd. PCS en Prodex  stellen dat werknemer het geheimhoudingsbeding heeft overtreden en daarmee de contractuele boete van € 40.000 heeft verbeurd. Voor zover de boete niet wordt toegewezen op grond van de schending van het geheimhoudingsbeding, eisen PCS en Prodex een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet op grond van schending van het geheimhoudingsbeding, de schending van het personeelshandboek, van de gebruikersovereenkomst en van de norm van artikel 273 van het Wetboek van Strafrecht. Werknemer voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van PCS en Prodex.

Oordeel

De kantonrechter stelt voorop dat vaststaat dat het geheimhoudingsbeding alleen tussen PCS en werknemer is overeengekomen. In de verdere beoordeling wordt er daarmee van uitgegaan dat bedoeld is dat de vorderingen op basis van de schriftelijke arbeidsovereenkomst alleen namens PCS zijn ingesteld. Bij lezing van het geheimhoudingsbeding constateert de kantonrechter dat daaruit niet af te leiden is dat het sturen van de lijst naar zichzelf door werknemer al een schending van het geheimhoudingsbeding zou opleveren. Uiteindelijk is dat het enige waarvan vaststaat dat het is gebeurd: werknemer heeft de lijst twee keer naar zichzelf gestuurd; beide keren niet naar een account bij een concurrent van PCS. Niet is gebleken dat werknemer (de informatie op) de lijst ook met een derde/derden heeft gedeeld. Bovendien geldt dat PCS onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld om tot (nadere) bewijslevering toegelaten te worden. Dit betekent dat de boete van € 40.000 die is gevorderd omdat het geheimhoudingsbeding zou zijn overtreden, wordt afgewezen. De vordering tot schadevergoeding is eveneens niet toewijsbaar, nu enige schade niet aannemelijk is gemaakt. PCS vraagt eveneens om werknemer te verbieden contact te hebben met personen/bedrijven/medewerkers op de lijst. Nu geen relatiebeding tot stand is gekomen tussen partijen, acht de kantonrechter daar geen grond voor. Van enige onrechtmatige concurrentie is tot slot niet gebleken. Het gevorderde contactverbod wordt dus ook afgewezen.