Naar boven ↑

Rechtspraak

Pakket Service Zeeland B.V./werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 9 januari 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:25
Loonvordering werknemer. Uitleg cao aan de hand van de cao-norm.

Feiten

Werknemer is vanaf 1 juni 2016 als bezorger/chauffeur in dienst van Pakket Service Zeeland B.V. (‘PSZ’). Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (‘cao’) van toepassing. In deze cao is onder meer geregeld dat een werknemer bij indiensttreding wordt ingeschaald in de bij zijn functie behorende loonschaal op de trede die overeenkomt met het aantal onafgebroken ervaringsjaren in dezelfde of soortgelijke functie, zowel in deze als in andere bedrijfstakken, direct voorafgaande aan de indiensttreding. Bij aanvang van het dienstverband is werknemer niet ingeschaald zoals in de cao bepaald. Werknemer heeft PSZ aangesproken tot betaling van het volgens hem achterstallige loon op grond van de andere loonschaal. PSZ is hiertoe niet overgegaan omdat de ervaringsjaren van werknemer, die 8 jaar als pakketbezorger (zzp’er) heeft gewerkt, volgens haar buiten beschouwing moeten blijven. De kantonrechter heeft in eerste aanleg overwogen dat de cao-bepaling niet strikt grammaticaal dient te worden uitgelegd omdat een letterlijke interpretatie kan leiden tot tegengestelde uitkomsten. Daarbij doet de door PSZ geven uitleg – namelijk dat de ervaringsjaren van werknemer er bij de inschaling niet toe doen omdat hij in de periode vanaf het staken van zijn werkzaamheden als zzp’er tot aan zijn indiensttreding bij PSZ geen werkzaamheden heeft verricht in dezelfde of soortgelijke functie – afbreuk aan hetgeen partijen die de cao hebben gesloten hebben beoogd. Volgens de kantonrechter tellen de ervaringsjaren van werknemer die hij heeft opgedaan als zzp’er wel mee bij zijn inschaling bij indiensttreding en had werknemer moeten worden ingeschaald in de hogere trede. Tegen dit oordeel is hoger beroep ingesteld.

Oordeel

PSZ stelt allereerst dat de kantonrechter de bedoelingen van de cao-partijen niet had mogen betrekken bij de uitleg, waardoor het artikel ten onrechte in het voordeel van werknemer is uitgelegd. Werknemer was voorafgaand aan zijn indiensttreding bij PSZ niet direct werkzaam in dezelfde functie, maar ontving een bijstandsuitkering. PSZ betoogt dat ervaring alleen meetelt als deze direct voorafgaand aan de indiensttreding is opgedaan. Het hof oordeelt dat voor de uitleg van de cao de cao-norm geldt, waarbij de bewoordingen van de cao van doorslaggevend belang zijn. De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat de letterlijke interpretatie van 'direct voorafgaande aan de indiensttreding' tot onaannemelijke rechtsgevolgen zou leiden. Het hof sluit zich dan ook aan bij de kantonrechter en benadrukt dat de eis van directe indiensttreding onredelijke gevolgen zou hebben. Daarom worden de ervaringsjaren van werknemer als zzp'er meegenomen bij zijn indiensttreding bij PSZ. PSZ grieft verder tegen de door de kantonrechter aan werknemer toegewezen verblijfskostenvergoeding. PSZ beweert dat werknemer hier geen recht op heeft omdat hij tijdens eendaagse ritten langer dan vier uur niet terugkeert naar de standplaats. Het hof stelt dat de cao spreekt over eendaagse ritten waarbij het vertrek en de aankomst binnen 24 uur plaatsvinden. PSZ's interpretatie dat het om losse ritten gaat, wordt verworpen. Het hof komt tot het oordeel dat werknemer recht heeft op de verblijfskostenvergoeding, aangezien zijn afwezigheid van de standplaats langer is dan vier uur. Tot slot grieft zowel PSZ als werknemer ook tegen de door de kantonrechter toegewezen verklaringen voor recht dat werknemer recht heeft op 62,5 uur bovenwettelijk verlof en 84 uur ATV. PSZ is in haar conclusie van antwoord uitgegaan van de berekening van werknemer, terwijl deze berekening – zoals door werknemer erkend – onjuist bleek te zijn. Het hof zal de door de kantonrechter gegeven verklaring voor recht dan ook vernietigen en voor recht verklaren dat werknemer recht heeft op 87,72 ATV-uren. Partijen zijn het er tevens over eens dat werknemer per 1 januari 2020 recht geeft op 42,72 uren bovenwettelijk verlof, zodat deze grief slaagt.