Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 15 januari 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:295
Feiten
Werkneemster is op 1 september 2007 voor onbepaalde tijd bij een dochteronderneming van Ravelin Holding B.V. (hierna: Ravelin) in dienst getreden als medewerkster binnendienst. Haar echtgenoot is vanaf eind 1996 enig aandeelhouder en bestuurder geweest van Ravelin. Hij is plotseling overleden waardoor werkneemster de aandelen in Ravelin heeft geërfd en op 12 mei 2022 de statutair bestuurder is geworden van Ravelin. Ook is zij per 13 mei 2022 als directeur-grootaandeelhouder in dienst getreden bij Ravelin, tegen een salaris van € 3.864,45 bruto per maand. Werkneemster heeft de aandelen in Ravelin in september 2022 verkocht aan CapX Holding B.V. (hierna te noemen: CapX). In de gesloten koopovereenkomst staat onder meer vermeld dat (a) de volledige overwaarde c.q. meeropbrengst van het onroerend goed aan werkneemster toekomt, (b) het ontslag als statutair bestuurder zal plaatsvinden, (c) de arbeidsovereenkomst zal worden gecontinueerd tot 1 juli 2023 en per die datum wordt beëindigd zonder dat werkneemster aanspraak maakt op enige vergoeding en (d) in aanvulling op de koopovereenkomst, dat indien opbrengst van de verkoop van het onroerend goed minder dan € 1.350.000 bedraagt, de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2023 tot aan pensioendatum wordt aangepast naar € 2.950 in plaats van € 3.800 bruto. Werkneemster heeft eind juni 2023 met de gemeente Dalfsen een overeenkomst gesloten voor de koop van het onroerend goed tegen een koopprijs van € 1.350.000 waarop uiteindelijk wegens grondvervuiling een bedrag van € 25.000 in mindering is gebracht. Ravelin heeft werkneemster vanaf 1 juli 2023 geen salaris meer betaald. Op 30 juli 2023 heeft werkneemster een e-mail gestuurd aan Ravelin met de vraag hoe het voor haar geregeld is nu zij uit dienst treedt. Daarop is op 31 juli 2023 geantwoord dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd en dat de eindafrekening heeft plaatsgehad. Op 3 augustus 2023 zijn de aandelen in Ravelin geleverd aan CapX en is werkneemster ontslag verleend als statutair bestuurder van Ravelin. Werkneemster verzoekt de kantonrechter Ravelin primair te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ad € 50.083,27 bruto en een transitievergoeding en subsidiair de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens het niet naleven van de in de koopovereenkomst gemaakte afspraken over het voortduren van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2023 en Ravelin te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 50.083,27 en een transitievergoeding.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster inderdaad per 1 juli 2023 rechtsgeldig is geëindigd. Partijen zijn het erover eens dat de totale verkoopopbrengst van het onroerend goed € 1.350.000 diende te bedragen om de arbeidsovereenkomst van werkneemster per 1 juli 2023 te laten eindigen. Werkneemster meent dat deze opbrengst niet is gehaald, omdat het begrip ‘totale verkoopopbrengst’ kennelijk zo moet worden uitgelegd dat daarbij rekening moet worden gehouden met de door haar betaalde saneringskosten van € 25.000. De kantonrechter gaat niet in deze redenering mee omdat het op grond van vaste rechtspraak bij de uitleg van een beding in een overeenkomst niet alleen aankomt op een taalkundige uitleg van de bewoordingen van dat beding in de overeenkomst, maar ook op de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en op wat zij onder de omstandigheden redelijkerwijs van elkaar konden en mochten verwachten. Werkneemster heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het de bedoeling van partijen was dat het voortduren van de arbeidsovereenkomst afhankelijk zou worden gesteld van hetgeen zij zou overhouden aan de verkoop van het onroerend goed. Ravelin heeft dit echter weersproken en werkneemster heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat zij die bedoeling aan Ravelin kenbaar heeft gemaakt. De conclusie is dat met de verkoop van het onroerend goed de voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vereiste opbrengst is behaald, zodat die overeenkomst op grond van artikel 5.2 van de koopovereenkomst per 1 juli 2023 is beëindigd. Omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig per 1 juli 2023 is beëindigd, is er geen sprake van verwijtbaar handelen of een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Ravelin. Werkneemster kan dus geen aanspraak maken op een billijke vergoeding of een schadevergoeding.