Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pensioenfonds PGB/Booking.com B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 30 januari 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:73
Booking.com is hoofdzakelijk een '(online) reisagent' als bedoeld in het verplichtstellingsbesluit en is verplicht deel te nemen aan het bedrijfstakpensioenfonds.

Feiten

De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche (hierna: ‘Bpf Reisbranche’) heeft tot doel het uitkeren en het doen uitkeren van pensioenen aan de (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden. Deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche is verplicht gesteld voor werknemers van 21 tot 67 jaar die werkzaam zijn in de reisbranche. Stichting Pensioenfonds PGB (hierna: ‘PGB’) is de rechtsopvolgster van Bpf Reisbranche. Booking.com is in 1996 als Nederlandse IT-start up opgericht. Bpf Reisbranche heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat Booking.com verplicht is deel te nemen aan Bpf Reisbranche. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Booking.com is aan te merken als ‘(online) reisagent’ als bedoeld in het verplichtstellingsbesluit en het wijzigingsbesluit 2015, omdat zij bemiddelt bij de totstandkoming van overeenkomsten op het gebied van reizen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Bpf Reisbranche afgewezen op de grond dat van bemiddeling bij de totstandkoming van een reisovereenkomst geen sprake is. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Bpf Reisbranche heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld (1) dat Booking.com een online reserveringsplatform exploiteert waarop accommodaties van aanbieders worden getoond, (2) dat klanten op die website een accommodatie van die aanbieders kunnen boeken, (3) dat de administratieve verwerking daarvan geschiedt doordat Booking.com via haar website de reserveringsgegevens aan de aanbieder verstrekt en de bevestiging aan de reiziger en (4) dat Booking.com een commissie van de aanbieder ontvangt nadat de klant bij de accommodatie van de aanbieder heeft verbleven of gebruik heeft gemaakt van de service of het product. Een en ander laat naar het oordeel van de Hoge Raad geen andere conclusie toe dan dat Booking.com in de uitoefening van haar bedrijf ‘bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen’, en dus een ‘(online) reisagent’ is, een en ander zoals bedoeld in het verplichtstellingbesluit. De Hoge Raad heeft het arrest van het Hof Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof Den Haag. Na verwijzing zijn nog enkele verweren van Booking.com tegen de vorderingen van PGB aan de orde.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt.

Hoofdzakelijkheidsbeginsel

Booking.com voert aan dat zij niet valt onder de verplichtstelling, aangezien zij niet in hoofdzaak het bedrijf van reisagent uitoefent; er is volgens haar niet voldaan aan de in het verplichtstellingsbesluit omschreven voorwaarde dat meer dan 50% van de loonsom van Booking.com daaraan moet worden toegeschreven. Het hof is van oordeel dat uit de in dit geding vaststaande feiten redelijkerwijs niet anders kan worden afgeleid dan dat de kern en het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten van Booking.com gelegen zijn in het via haar reserveringsplatform bemiddelen bij het (online) boeken van accommodaties. Dit kan onder meer worden afgeleid uit de informatie op de website, de algemene voorwaarden van Booking.com, haar statutaire doel en de jaarstukken van 2018 en 2020. Zo staat bijvoorbeeld in de jaarstukken onder het kopje ‘Activities’ vermeld: ‘The principal activity of the Company is to provide online accommodation reservation services’. Het hof is verder van oordeel dat ook de werkzaamheden die betrekking hebben op het ontwikkelen, onderhouden, vernieuwen en uitbreiden van het reserveringsplatform, alsmede op de ontwikkeling van producten als het (online) boeken van een huurauto, taxi, vliegticket of een ticket voor een evenement, moeten worden toegeschreven aan het uitoefenen van het bedrijf van reisagent door Booking.com. Het beroep van Booking.com op het hoofdzakelijkheidsbeginsel slaagt derhalve niet.

Rechtsverwerking

Het hof verwerpt ook het beroep van Booking.com op rechtsverwerking. Booking.com heeft geen concrete feiten of omstandigheden aan de zijde van Bpf Reisbranche/PGB gesteld waaruit volgt dat Booking.com er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Bpf Reisbranche/PGB Booking.com niet zou aanspreken op basis van haar verplichting om zich bij het bedrijfstakpensioenfonds aan te sluiten. Het verplichtstellingsbesluit is materiële wetgeving en de vraag of Booking.com onder de werkingssfeer van dit besluit valt, bevindt zich buiten de invloedssfeer van partijen en hun werknemers.

Representativiteitsvereiste

Booking.com heeft zich na verwijzing tot slot nog beroepen op het representativiteitsvereiste. Zij stelt onder meer dat als zij inderdaad onder de cao Reisbranche en onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit valt, zoals PGB stelt, dat Booking.com dan destijds bij de besluitvorming over de algemeen verbindend verklaring van de cao en het verplichtstellingsbesluit betrokken had moeten worden. Gelet op het grote aantal werknemers van Booking.com zou dit hebben betekend dat niet zou zijn voldaan aan het representativiteitsvereiste, zodat de cao niet algemeen verbindend zou zijn verklaard en het verplichtstellingsbesluit niet tot stand zou zijn gekomen. Het hof verwerpt ook dit verweer. De stellingen van Booking.com doen niet af aan de rechtsgeldigheid van de totstandkoming van het verplichtstellingsbesluit en brengen ook niet mee dat het verplichtstellingsbesluit jegens Booking.com buiten toepassing moet blijven. Als Booking.com, zoals zij stelt, bij een voor haar negatieve uitkomst van deze procedure zich in de toekomst zal verzetten tegen een algemeen verbindend verklaring van de cao en tegen een verlenging van het verplichtstellingsbesluit, dan is dat een eigen keuze van Booking.com waarvoor zij zelf de verantwoordelijkheid draagt. Het gaat niet aan om de negatieve gevolgen hiervan voor de arbeidsvoorwaarden en pensioenopbouw van de overige werknemers in de reisbranche, bij Bpf Reisbranche/PGB te leggen (die zou dit hebben veroorzaakt door het instellen van de onderhavige procedure).

Conclusie

Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en, opnieuw rechtdoende, verklaart voor recht dat Booking.com verplicht is deel te nemen aan PGB en bepaalt dat de verplichtstelling gold met ingang van 1 januari 1999 voor deelname aan Bpf Reisbranche en sinds 1 januari 2021 voor deelname aan PGB.