Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 14 december 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:12764
Feiten
Werkneemster is op 1 september 2021 in dienst getreden bij Intercoating B.V. (hierna: Intercoating) op basis van een arbeidsovereenkomst van acht maanden. Op 30 april 2022 hebben partijen een tweede arbeidsovereenkomst voor acht maanden gesloten. Hierin is opgenomen dat het tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt op 31 december 2023. In november 2022 hebben partijen met elkaar gesproken over een derde arbeidsovereenkomst. Op 7 december 2022 heeft Intercoating werkneemster een e-mailbericht gestuurd waarin is opgenomen dat de tweede arbeidsovereenkomst met ingang van 31 december 2022 met nogmaals acht maanden wordt verlengd. Ook is in deze e-mail vermeld dat in de tweede arbeidsovereenkomst een fout is opgenomen, nu ‘2023’ ‘2022’ had moeten zijn. Werkneemster heeft zich op 9 januari 2023 ziekgemeld wegens burn-outklachten. In onderhavige procedure vordert werkneemster Intercoating te veroordelen tot nabetaling van haar salaris over de maanden februari tot en met december 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente. Tevens vordert werkneemster dat Intercoating wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande verlofuren van 254,25 uur. Hieraan legt werkneemster ten grondslag dat zij tot 31 december 2023, te weten het einde van de tweede arbeidsovereenkomst, recht heeft op 100% (in plaats van 70%) van haar loon. Daarnaast meent werkneemster dat Intercoating bij de berekening van het loon een te laag brutobasissalaris als uitgangspunt heeft genomen. Intercoating betwist dit en vordert in voorwaardelijke reconventie dat, indien de vorderingen van werkneemster worden toegewezen, werkneemster wordt veroordeeld tot betaling/verrekening van een bedrag aan Intercoating dat gelijk staat aan het bedrag dat zij aan (neven)inkomsten heeft ontvangen van derden tijdens haar dienstbetrekking met Intercoating.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De tweede arbeidsovereenkomst is geëindigd op 31 december 2022 en de derde arbeidsovereenkomst op 31 augustus 2023. Volgens de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat met de woorden “december 2023” in de tweede arbeidsovereenkomst “december 2022” was bedoeld. De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat werkneemster geen recht heeft op 100% loondoorbetaling. Van afspraken hierover is namelijk geen sprake. Werkneemster heeft verder onvoldoende gesteld dat het binnen de onderneming van Intercoating bestendig gebruik is de loondoorbetaling bij ziekte aan te vullen tot 100%. De vorderingen van werkneemster moeten daarom worden afgewezen voor zover deze betrekking hebben op de periode na 31 augustus 2023 en voor zover deze zien op een loondoorbetaling van 100% gedurende de periode waarin zij ziek was. Wel oordeelt de kantonrechter dat Intercoating bij de berekening van het loon een 26-urige werkweek in acht had moeten nemen, in plaats van een 24-urige. In de arbeidsovereenkomst is namelijk een arbeidsduur van 26 uur per week overeengekomen. De door werkneemster gestelde misgelopen loonsverhoging van 6% wordt daarentegen niet aangenomen. Ook neemt de kantonrechter niet aan dat werkneemster per januari 2023 een totaal van 34,75 plusuren heeft opgebouwd. De daarvoor door werkneemster aangebrachte berekening was naar het oordeel van de kantonrechter onduidelijk en bevatte tegenstrijdigheden. Om diezelfde reden wordt haar vordering tot betaling van de openstaande verlofuren afgewezen. Intercoating moet aan werkneemster een totaalbedrag van € 348,20, inclusief de wettelijke verhoging van 50% en nog te vermeerderen met de wettelijke rente, betalen. De voorwaardelijke vordering in reconventie van Intercoating tot het verrekenen/betalen van inkomsten uit nevenwerkzaamheden wordt tot slot afgewezen, nu van een verbod op nevenwerkzaamheden geen sprake is.