Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 31 oktober 2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:7227
Beroep van werkgever op beperkende werking van de redelijk en billijkheid ten aanzien van loonmaatregelen uit de cao in verband met familieband en slechte financiƫle situatie slaagt niet.

Feiten

Werknemer is op 9 september 2005 in dienst getreden als allround medewerker bij werkgever, het bedrijf van zijn vader. Sinds 1 augustus 2020 heeft hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In die arbeidsovereenkomst is een brutosalaris van € 2.800 per maand overeengekomen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Ook heeft werknemer recht op 24 vakantiedagen. Opgenomen is dat het de bedoeling is dat alle voor een jaar toegekende dagen in het betreffende jaar worden opgenomen. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Metaal- en technische bedrijfstakken van toepassing verklaard. Werknemer heeft zich op 23 oktober 2020 ziek gemeld, waardoor de wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid op 23 oktober 2022 is verstreken. Aan werknemer is een WIA-uitkering toegekend. Werkgever heeft toestemming aan het UWV gevraagd om het dienstverband op te zeggen, welke toestemming het UWV op 6 februari 2023 heeft gegeven. Werkgever heeft per brief van 9 februari 2023 het dienstverband met werknemer opgezegd per 4 juni 2023. Werknemer verzoekt de kantonrechter werkgever te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, vakantiegeld, de niet opgenomen vakantiedagen, alles vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente, en betaling van de transitievergoeding ad € 19.437,90 bruto. Ook verzoekt werknemer werkgever te veroordelen tot overlegging van correcte loonstroken, inclusief een bewijs dat werkgever alsnog aan de Belastingdienst en het UWV de correcte inkomensgegevens heeft doorgegeven zodat het UWV de WIA-uitkering op de juiste gegevens kan vaststellen. Werknemer stelt dat hij in de periode voor 1 augustus 2020 € 500 per week contant aan salaris ontving, welk bedrag niet op de loonstroken is vermeld. Volgens werknemer heeft werkgever daarnaast geen rekening gehouden met loonstijgingen en eenmalige uitkeringen uit de cao vanaf 1 augustus 2020, waardoor zijn salaris bij einde dienstverband € 3.044 bruto diende te bedragen. Dit bedrag heeft werknemer ook aangehouden bij de berekening van de transitievergoeding. Werkgever betwist deze loonmaatregelen uit de cao niet, maar doet een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in verband met de familieband tussen partijen en de slechte financiële situatie van het bedrijf. Werkgever betwist wel de contante betalingen van € 500 per week voor 1 augustus 2020.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt in een tussenbeschikking als volgt. Voor het afwijzen van verzoeken die strekken tot betaling van loon op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid is in het algemeen geen plaats. Hoe dan ook heeft werkgever de slechte financiële situatie niet onderbouwd. Het beroep op de familiaire band wordt ook verworpen. De werkgever is gehouden het loon conform de cao te betalen. Aangezien werkgever de hoogte van het vakantiegeld niet heeft betwist, dient hij dit ook aan werknemer te betalen. De kantonrechter vindt een wettelijke verhoging van 10% redelijk.  Ten aanzien van de contante salarisbetalingen voor 1 augustus 2020 wordt werknemer tot bewijslevering toegelaten. Werkgever wordt tot bewijslevering toegelaten ten aanzien van de stelling dat werknemer in de jaren 2021, 2022 en 2023 al zijn vakantiedagen heeft opgenomen. Tot slot veroordeelt de kantonrechter werkgever tot betaling van de verzochte transitievergoeding, omdat werkgever het dienstverband heeft opgezegd. Een “penibele” financiële situatie ontslaat werkgever niet van deze betalingsverplichting. Bij de berekening van de transitievergoeding moet rekening worden gehouden met het op grond van de cao geldende loon, zodat een bedrag van € 19.437,90 bruto wordt toegewezen.