Naar boven ↑

Rechtspraak

vennoten/werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 januari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:623
Ontbindingsverzoek met terugwerkende kracht wegens wanprestatie door werkneemster die ondanks arbeidsongeschiktheid werkzaamheden elders heeft verricht, afgewezen.

Feiten

A, B en C zijn de vennoten van X, een fysiotherapiepraktijk. Werkneemster is op 11 september 2019 in dienst getreden van X in de functie van assistent fysiotherapie tegen een brutomaandsalaris van € 2.625,48 inclusief vakantietoeslag. Tijdens het dienstverband heeft werkneemster een liefdesrelatie gekregen met C en is zij met haar zoontje bij hem ingetrokken. Begin april 2022 is de liefdesrelatie beëindigd en kort daarna is werkneemster verhuisd naar een vrouwenopvang. Op dat moment heeft zij aangifte gedaan tegen C wegens seksueel misbruik van haar zoontje. De politie heeft onderzoek gedaan, maar C is niet strafrechtelijk vervolgd. Op 25 april 2022 heeft werkneemster zich ziek gemeld wegens psychische klachten. In eerste instantie heeft de bedrijfsarts geadviseerd om geen werkhervattingsafspraken met werkneemster te maken, later om het tweedespoortraject op te starten. Op 22 september 2023 is werkneemster op staande voet ontslagen omdat zij zich achteraf gebleken op valse gronden arbeidsongeschikt heeft gemeld en/of heeft verzwegen dat zij vanaf haar ziekmelding soortgelijke werkzaamheden elders verrichtte. X verzoekt een gefixeerde schadevergoeding, ontbinding per 25 april 2022 ex artikel 7:686 BW en een schadevergoeding ter hoogte van het loon vanaf de ziekmelding tot aan heden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft berust in het ontslag, zodat het ontslag en de dringende reden vaststaan. Het gevolg hiervan is dat werkneemster door opzet of schuld aan X een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, zodat recht bestaat op een gefixeerde schadevergoeding ad € 3.325,61 bruto. Het verzoek tot ontbinding met terugwerkende kracht onder betaling van een schadevergoeding wordt daarentegen afgewezen. Volgens X bestaat de ernstige tekortkoming eruit dat werkneemster in ieder geval sinds oktober 2022 werkzaam is als pilatesinstructrice en daarnaast fulltime als body therapist. Werkneemster heeft daardoor een totaal verkeerd beeld voorgehouden aan de bedrijfsarts en X. De kantonrechter volgt X niet in de stelling dat werkneemster gedurende bijna een volledige werkweek werkzaamheden elders verrichtte. Gelet op de gemotiveerde betwisting van werkneemster had het op de weg van X gelegen om deze stelling nader te onderbouwen. Dit heeft X nagelaten. Uit de overgelegde stukken volgt namelijk niet of, en zo ja, hoeveel werkzaamheden en uren werkneemster daadwerkelijk heeft verricht. Dit betekent dat alleen als vaststaand kan worden aangenomen, conform de stelling van werkneemster, dat zij ongeveer 10 uur per week als pilatesinstructrice heeft gewerkt. Dit is echter niet hetzelfde werk als zij bij X verrichtte. Bovendien zijn partijen ook geen nevenwerkzaamhedenbeding overeengekomen. Verder is onjuist dat werkneemster niet tegen de bedrijfsarts zou hebben gezegd dat zij werkzaamheden als pilatesinstructrice verrichtte. Dat in de arbeidsdeskundige rapportage wel staat dat werkneemster niet werkt, maakt dit voorgaande niet anders. Onduidelijk is namelijk of dat alleen ziet op eigen werk of ook op nevenwerkzaamheden. De kantonrechter is wel van oordeel dat het beeld dat werkneemster X heeft voorgehouden niet helemaal juist is geweest. Zij heeft namelijk geen melding gemaakt van werkzaamheden of inkomsten terwijl dat wel had gemoeten en het tweedespoortraject is niet van de grond gekomen omdat werkneemster zonder gegronde reden haar coach niet vertrouwde. Deze tekortkomingen zijn gelet op de achtergrond van de zaak (perikelen rondom einde liefdesrelatie C) echter niet zodanig dat ze een ontbinding met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Werkneemster kon bovendien ook niet terugkeren in eigen werk. De verzoeken worden afgewezen.