Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Ijscomplex Jaap Eden/ werknemer c.s.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 augustus 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:3906
De tekst van het Pensioenreglement biedt geen ruimte om de overeengekomen indexeringsregeling te wijzigen. Her hof ziet geen, althans onvoldoende grond voor toepassing van de andere aangevoerde wijzigingsgronden.

Feiten

Tussen partijen is met het Pensioenreglement van Stichting IJscomplex Jaap Eden te Amsterdam van 1 juli 1993 (hierna: het Pensioenreglement 1993 of het reglement) een onvoorwaardelijke indexering van de door Jaap Eden aan werknemer c.s. toegekende pensioenen overeengekomen. Er is een jaarlijkse indexering bepaald. Werknemer c.s. stellen dat Jaap Eden deze jaarlijks wisselende indexering over de jaren 2002-2017, in welke periode werknemer c.s. (op wisselende data) met pensioen zijn gegaan, niet correct heeft toegepast. Werknemer c.s. vorderen dienaangaande dat Jaap Eden alsnog nakomt. Het belangrijkste geschilpunt tussen partijen betreft de inhoud van de indexeringsregeling. Jaap Eden heeft, na vooraankondiging daarvan, de indexeringsregeling per 1 januari 2018 aangepast door deze eenzijdig te wijzigen in een vaste jaarlijkse indexering met 1%, welke indexering zij heeft ingekocht bij haar pensioenverzekeraar Aegon N.V. De kantonrechter heeft de wijziging van de indexeringsregeling wegens strijdigheid met de bepalingen van de Pensioenwet niet rechtsgeldig geoordeeld en de vorderingen van werknemer c.s. toegewezen. Jaap Eden komt tegen het vonnis in hoger beroep.

Oordeel

De eenzijdige wijziging van de indexeringsregeling

Het argument van Jaap Eden dat de gevorderde nakoming in strijd is met bedoeling van de tussen partijen gemaakte afspraken faalt. De uitleg dient te geschieden aan de hand van de zogenoemde cao-norm. De tekst van het Pensioenreglement biedt geen ruimte om de met werknemer c.s. overeengekomen indexeringsregeling te wijzigen. Her hof ziet geen, althans onvoldoende grond voor toepassing van een van de andere aangevoerde wijzigingsgronden (goed werknemerschap, redelijkheid en billijkheid). Wijziging is in theorie niet onmogelijk, maar dient (zeer) terughoudend te worden beoordeeld. Bij die beoordeling zijn de door Jaap Eden gestelde feiten en omstandigheden naar het oordeel van het hof beslist onvoldoende om daaraan de door Jaap Eden gekozen rechtsgevolgen te kunnen verbinden. Kort samengevat: (i) het financiële argument faalt, want de financiële situatie van Jaap Eden is niet zodanig zwaarwegend negatief dat dit een wijziging van de indexeringsregeling onontkoombaar maakt; (ii) de inkomsten uit ‘schaatsactiviteiten’ zijn voldoende om pensioenlasten te voldoen, ongeacht of deze uit de subsidie mochten worden voldaan; (iii) voor zover Jaap Eden verwijst naar ‘wetswijziging’ als grondslag voor haar eenzijdige wijziging van de indexeringsbepaling miskent zij dat de wetswijziging per 2007 niet heeft geleid tot een aanmerkelijke verzwaring van de lasten, zoals deze partijen bij inwerkingtreding van het Pensioenreglement 1993 voor ogen stonden. Betaling vormt geen onoverkomelijke last die het voortbestaan van de arbeidsovereenkomsten met de huidige werknemers van Jaap Eden in gevaar zou kunnen brengen; (iv) Jaap Eden had zich er rekenschap van moeten geven dat de hoogte van de winstdeling per definitie onzeker is, omdat het rendement op beleggingen (en/of obligaties) bij Aegon nu eenmaal kan fluctueren; (v) Aegon heeft tussen 2007 en 2018 onvoorwaardelijk toepassing gegeven aan de uitvoering van de jaarlijks wisselende indexering conform de bepalingen van het Pensioenreglement. Deze toepassing is dus niet onmogelijk gebleken; (vi) het staat partijen vrij nadere afspraken te maken, maar bij gebreke van totstandkoming van zo’n afspraak dient Jaap Eden het voor werknemer c.s. geldende ongewijzigde Pensioenreglement 1993 onverkort na te komen.

De toepassing van de (oude) regeling over de jaren 2002-2017

De kantonrechter heeft hogere percentages toegekend aan werknemer c.s., die – ook volgens werknemer c.s. - onjuist zijn. Jaap Eden heeft echter tegen deze beslissing van de kantonrechter niet gegriefd, zodat zij geacht moet worden haar eerdere betwisting te hebben prijsgegeven.