Naar boven ↑

Rechtspraak

X/de Volkskrant B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 6 februari 2024
ECLI:NL:RBAMS:2024:685
Corrector van de Volkskrant is werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en niet op basis van een overeenkomst van opdracht. De overeenkomst met de corrector is hierdoor niet rechtsgeldig beƫindigd.

Feiten

Op 14 maart 2011 hebben X en de Volkskrant een overeenkomst gesloten met als titel “Freelance-overeenkomst Overeenkomst van Opdracht” (hierna: de Overeenkomst) op basis waarvan X werkzaamheden als corrector ging verrichten. Conform het vereiste in de Overeenkomst beschikte X bij aanvang van de Overeenkomst over een VAR-verklaring van de Belastingdienst. Aanvankelijk bedroeg de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden € 16 per uur, welk bedrag enkele keren is verhoogd tot laatstelijk € 23,93 per uur. Dit bedrag was exclusief btw. X werd uitbetaald nadat hij een factuur had ingediend bij de Volkskrant. Tijdens ziekte of vakantie vond de vervanging plaats door de andere correctoren uit de pool. Aan X was de coördinatie daarvan toevertrouwd. De correctoren ontvingen werkmaterialen om het werk te kunnen uitvoeren, zoals corrigeerpennen, maar ook een laptop, waarvoor een bruikleenovereenkomst door X is getekend. De correctoren maakten gebruik van de voorzieningen van de Volkskrant, zoals printers via een persoonlijke code. De Volkskrant heeft de Overeenkomst tegen 1 september 2023 opgezegd wegens bedrijfsorganisatorische redenen. Kern van het geschil is of de Overeenkomst tussen X en de Volkskrant dient te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Op basis van de feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de kantonrechter dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Vast staat dat X sinds 2011 op reguliere basis, gemiddeld drie dagen/dagdelen per week, werkzaamheden voor de Volkskrant heeft verricht. Hoewel X als corrector een zekere vrijheid had om naar eigen inzicht zijn inhoudelijke werk te doen, zoals veel hoogopgeleide professionals, bepaalde de Volkskrant in vergaande mate de wijze waarop de werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Geoordeeld wordt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de Volkskrant de tijden waarop werd gewerkt bepaalde, in verband met de deadline van de krant. Dat de correctoren onderling regelden wie op welke dag werkte, doet daar niet aan af, zeker niet gelet op het beperkte aantal ingeschakelde correctoren. Vanwege het vrijwel dagelijks verschijnen van de krant is het onwaarschijnlijk dat X tijdens een shift kon besluiten het werk op een ander moment af te maken of een keertje over te slaan. Verder is onweersproken dat X zich bij het corrigeren moest houden aan bij de Volkskrant geldende afspraken met betrekking tot spelling en stijl. De kantonrechter oordeelt dat, los van de vraag of de functie inmiddels overbodig is geworden, moet worden vastgesteld dat de corrector gedurende meer dan een decennium kennelijk een centrale rol innam op de eindredactie. Feit is dat X gedurende langere tijd, jaren, meedraaide bij de Volkskrant als ware hij daar in dienst. Dat hij daarbij op de burelen van de Volkskrant gebruikmaakte van daar beschikbare kantoorartikelen ligt voor de hand. Het gegeven dat de vervanging bij afwezigheid uit de pool van maximaal vier correctoren moest komen, impliceert de facto een persoonlijke verplichting om het werk te verrichten. Een corrector moet immers in staat zijn om op het vereiste niveau, onder tijdsdruk, het werk te doen. Het verweer op de zitting van de Volkskrant dat X zich ook had mogen laten vervangen door iemand buiten de pool is dan ook ongeloofwaardig. Niet is gebleken dat bij aanvang van de Overeenkomst of naderhand tussen de Volkskrant en X wezenlijk is onderhandeld over de inhoud daarvan. X diende maandelijks op de 24e een factuur in, welke onweersproken door de Volkskrant zelf was opgesteld, met daarin een overzicht van de door hem gewerkte uren. Geoordeeld wordt dat de betrekkelijk geringe hoogte van de inkomsten van X in beginsel wijst in de richting van een arbeidsovereenkomst. X heeft zich nauwelijks of niet opgesteld als ondernemer. Doorslaggevend hierbij is dat het leeuwendeel van de inkomsten van X werd gevormd door de verdiensten bij de Volkskrant. Ondanks het feit dat partijen op papier een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan, was er op bij de uitvoering van de overeenkomst sprake van arbeid, loon en een gezagsverhouding als bedoeld in artikel 7:610 BW. Dit betekent dat de overeenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.