Rechtspraak
Hof van Justitie van de Europese Unie, 22 februari 2024
ECLI:EU:C:2024:163
Feiten
In september en oktober 2017 werden de betrokken werknemers door de vennootschap K aangeworven door middel van deeltijdovereenkomsten voor bepaalde tijd. Op 26 juni 2018 is tegen deze vennootschap een saneringsprocedure ingeleid. Op 9 juli 2018 hebben de betrokken werknemers hun arbeidsovereenkomsten eenzijdig verbroken wegens ernstige tekortkomingen van de werkgever (prise d’acte). De Franse rechtsfiguur van de prise d’acte is een aan de werknemer voorbehouden methode om de arbeidsovereenkomst eenzijdig te verbreken omdat er volgens hem sprake is van zodanig ernstige tekortkomingen van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst daardoor niet kan worden voortgezet. Zodra de werknemer via die methode de arbeidsovereenkomst verbreekt, heeft dit de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsverhouding tot gevolg. Volgens vaste rechtspraak van de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Frankrijk) dekt de waarborg van AGS, in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst tijdens de in artikel L. 3253‑8, 2°, van het arbeidswetboek bedoelde tijdvakken, echter enkel de aanspraken die voortvloeien uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst die plaatsvindt op initiatief van de curator, de vereffenaar of de betrokken werkgever. Die waarborg kan derhalve niet worden ingeroepen in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst door een werknemer via prise d’acte, pensionering van de werknemer of gerechtelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De verwijzende rechter wenst in essentie te vernemen of Richtlijn 2008/94/EG aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voortvloeiende onvervulde aanspraken van werknemers worden gedekt door het overeenkomstig artikel 3 van deze richtlijn ingevoerde stelsel waarbij de aanspraken van werknemers worden gehonoreerd door een waarborgfonds wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de curator, de vereffenaar of de betrokken werkgever geschiedt, maar dergelijke aanspraken niet door dit waarborgfonds worden gehonoreerd wanneer de betrokken werknemer zijn arbeidsovereenkomst via prise d’acte heeft verbroken wegens zodanig ernstige tekortkomingen van zijn werkgever dat die overeenkomst daardoor niet kan worden voortgezet, en een nationale rechter heeft geoordeeld dat die prise d’acte gerechtvaardigd was.
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.
Ontslag op eigen verzoek werknemer staat niet aan toepassing van waarborgregeling in de weg
Niets in de tekst van deze richtlijn rechtvaardigt de conclusie dat een lidstaat kan uitsluiten dat het waarborgfonds de aanspraken van een werknemer honoreert wanneer de arbeidsovereenkomst op initiatief van die werknemer wordt verbroken wegens tekortkomingen van de werkgever. Richtlijn 2008/94/EG maakt voor de dekking van deze aanspraken door dat fonds immers geen onderscheid naargelang de werknemer al dan niet de partij is die de arbeidsovereenkomst heeft verbroken. Het is juist dat het aan elke lidstaat staat om in het kader van zijn nationale recht te bepalen welke vergoedingen binnen de werkingssfeer van artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2008/94/EG vallen (HvJ EU 28 juni 2018, Checa Honrado, C-57/17, ECLI:EU:C:2018:512, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De door die richtlijn aan de lidstaten geboden mogelijkheid om te preciseren welke uitkeringen voor rekening van het waarborgfonds komen, is evenwel onderworpen aan de vereisten die voortvloeien uit het algemene beginsel van gelijkheid en non-discriminatie. Dit beginsel vereist dat vergelijkbare situaties niet verschillend worden behandeld, tenzij een verschillende behandeling objectief gerechtvaardigd is (Checa Honrado, punten 31 en 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak). In dit verband kan niet worden aangenomen dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst na de verbreking van die overeenkomst door de werknemer via prise d’acte wegens zodanig ernstige tekortkomingen van de werkgever dat die overeenkomst daardoor niet kan worden voortgezet – welke beëindiging door de nationale rechter gerechtvaardigd werd geacht – is ingegeven door de wil van de werknemer, aangezien de beëindiging van die overeenkomst in werkelijkheid het gevolg is van de tekortkomingen van de werkgever. Bijgevolg moet in een situatie als die in het hoofdgeding worden geoordeeld dat werknemers die hun arbeidsovereenkomst verbreken via prise d’acte, zich in een situatie bevinden die vergelijkbaar is met die van werknemers van wie de overeenkomsten zijn beëindigd op initiatief van de curator, de vereffenaar of de betrokken werkgever (zie naar analogie Checa Honrado, punt 39).
Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat Richtlijn 2008/94/EG aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voortvloeiende onvervulde aanspraken van werknemers worden gedekt door het overeenkomstig artikel 3 van deze richtlijn ingevoerde nationale stelsel waarbij de aanspraken van werknemers worden gehonoreerd door een waarborgfonds wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de curator, de vereffenaar of de betrokken werkgever geschiedt, maar dergelijke aanspraken niet door dit waarborgfonds worden gehonoreerd wanneer de betrokken werknemer zijn arbeidsovereenkomst via prise d’acte heeft verbroken wegens zodanig ernstige tekortkomingen van zijn werkgever dat die overeenkomst daardoor niet kan worden voortgezet, en een nationale rechter heeft geoordeeld dat die prise d’acte gerechtvaardigd was.