Naar boven ↑

Rechtspraak

AGC Nederland Holding B.V./werkneemster c.s.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 20 februari 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:940
Werkneemster heeft antironselbeding overtreden en is een (gematigde) boete van € 2.500 verschuldigd aan werkgeefster. De nieuwe werkgeefster van werkneemster heeft onrechtmatig jegens werkgeefster gehandeld, maar is geen schadevergoeding verschuldigd.

Feiten

Op 10 oktober 2013 is werkneemster in dienst getreden bij AGC Nederland Holding B.V. (hierna: AGC). Laatstelijk vervulde zij de functie van accountmanager. In de bijlage behorende bij de arbeidsovereenkomst is een antironselbeding opgenomen. Hierin is onder andere opgenomen dat het werkneemster niet is toegestaan binnen een jaar na het einde van het dienstverband contact op te nemen met medewerkers van AGC en/of hen in dienst te laten nemen bij een nieuwe werkgever. Ook is in die bijlage een boetebeding opgenomen, waaruit volgt dat bij iedere overtreding een boete van € 15.000 is verschuldigd, te vermeerderen met € 2.500 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Op 1 september 2022 trad werkneemster uit dienst van AGC. Zij is aansluitend als planner en adviseur in dienst getreden bij GMT Twente B.V. (hierna: GMT). In de ontslagbrief van AGC aan werkneemster is werkneemster erop gewezen dat alle bijzondere bedingen van kracht blijven. Op 28 februari 2023 vond een exitgesprek plaats tussen een andere (ex-)medewerker van AGC en de algemeen directeur van AGC. In dit (opgenomen) gesprek kwam naar voren dat werkneemster de (ex-)medewerker had benaderd voor een baan bij GMT, welke baan die medewerker had geaccepteerd. AGC stelt zich op het standpunt dat werkneemster het antironselbeding heeft geschonden en daarom een boete aan haar is verschuldigd. AGC vordert dat werkneemster wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 15.000, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. AGC vordert verder dat GMT wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een schadevergoeding van € 9.399, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en proceskosten.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de uitleg van het antironselbeding moet aansluiting worden gezocht bij de Haviltex-maatstaf. Mede vanwege het feit dat werkneemster op de zitting heeft verklaard dat zij wist dat zij op grond van het beding oud-collega’s niet mocht benaderen om over te stappen naar GMT, moet volgens de kantonrechter het antironselbeding ook zo worden uitgelegd dat het werkneemster niet is toegestaan direct of indirect contact te hebben met oud-collega’s met het doel hen te bewegen in dienst te treden bij GMT. De kantonrechter oordeelt daarom dat werkneemster het antironselbeding heeft overtreden. Uit het opgenomen gesprek tussen de algemeen directeur van AGC en de (ex-)medewerker blijkt immers dat werkneemster deze (ex-)medewerker heeft gewezen op de baan bij GMT en zij heeft gevraagd of dat iets voor die (ex-)medewerker is. Volgens de kantonrechter heeft dit wel degelijk ten doel om de (ex-)medewerker over te halen om over te stappen naar GMT. Wel matigt de kantonrechter op grond van artikel 6:94 lid 1 BW de boete tot een bedrag van € 2.500. Onverkorte toepassing van het boetebeding leidt volgens de kantonrechter namelijk in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. Daarbij is van belang dat de boetebepaling niet is afgestemd op de werkelijke schade bij overtreding van het antironselbeding, nu het ook geldt voor overtreding van alle andere bijzondere bedingen. Verder acht de kantonrechter van belang dat het gaat om een boete waarvoor werkneemster volledig in privé wordt aangesproken, wat voor werkneemster zou betekenen dat zij haar huis moet verkopen. Tot slot oordeelt de kantonrechter dat GMT onrechtmatig jegens AGC heeft gehandeld, nu zij werkneemster heeft aangezet om het antironselbeding te overtreden. De directeur van GMT wist immers dat werkneemster gebonden was aan het beding en heeft haar desondanks verzocht om de (ex-)medewerker van AGC te bellen. De kantonrechter wijst echter de gevorderde schadevergoeding af, nu de aangevoerde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.