Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 26 februari 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:1019
Feiten
Werkneemster is sinds 15 juli 2022 in dienst van werkgeefster als medewerkster kinderopvang. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Kinderopvang voor Kindercentra en Gastouderbureaus (hierna: de cao) van toepassing. Daarin is onder meer opgenomen dat de Justitiële uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit en Screening (hierna: Justis) dagelijks controleert of de medewerkers in het Personenregister Kinderopvang strafbare feiten hebben gepleegd die niet samengaan met werken in de kinderopvang. Uit die screening kan de werkgever een melding krijgen dat een medewerker een nieuwe verklaring omtrent gedrag (VOG) moet aanvragen. Indien de medewerker geen nieuwe VOG verkrijgt, dan dient de werkgever op grond van de cao stappen te nemen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Op enig moment is de garagebox van werkneemster doorzocht en is daarin (onder meer) een Glock 17 (een vuurwapen) en munitie aangetroffen. Naar aanleiding van een door werkgeefster ontvangen melding over werkneemster in het kader van de continue screening door Justis, heeft werkneemster op 3 augustus 2023 een nieuwe VOG aangevraagd. Justis heeft besloten deze VOG niet af te geven. Tegen dat besluit heeft werkneemster bezwaar aangetekend. Justis heeft het bezwaar van werkneemster ongegrond verklaard. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden, primair op de h-grond. Zij voert aan dat een geldige VOG een voorwaarde is om in de kinderopvang te mogen werken en dat werkneemster die niet (langer) heeft. Voorts verwijt zij werkneemster dat zij geen openheid van zaken heeft gegeven over de reden van de intrekking van de VOG. Werkneemster voert verweer en stelt onder meer dat haar geen verwijt treft, nu zij part noch deel heeft gehad aan de situatie die heeft geleid tot de openstaande strafzaak.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er ligt een uitvoerig gemotiveerde beslissing van Justis van 24 januari 2024 waarin is uitgelegd waarom de VOG, ondanks het bezwaar van werkneemster, is afgewezen. Volgens Justis is er sprake van een redelijke verdenking van een ernstig strafbaar feit. In de garagebox van werkneemster zijn een vuurwapen en munitie aangetroffen. In de beslissing staat dat de status van de (straf)zaak dagvaarden is. Werkneemster erkent dat de goederen in haar garagebox zijn aangetroffen, maar verklaart dat ze toebehoorden aan haar ex-vriend. Wat daar ook van zij, het is niet aan de kantonrechter daarover inhoudelijk te oordelen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval, gelet op de inhoud van voormelde beslissing, de ernst van de feiten, de verklaring van werkneemster dat de betreffende goederen inderdaad in haar garagebox zijn aangetroffen en tot slot de houding van werkneemster, in redelijkheid niet van werkgeefster kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren en een eventuele beroepsprocedure van werkneemster afwacht. Van werkneemster had bovendien rondom haar VOG meer transparantie mogen worden verwacht. Zij heeft verklaard dat zij in april 2022 ‘in grote lijnen’ haar verhaal heeft gedaan aan werkgeefster, maar dit heeft werkgeefster betwist. Werkgeefster heeft voorts onweersproken gesteld dat werkneemster na de afwijzing van de VOG heeft aangegeven dat het ging om een vergissing en dat een hernieuwing van haar VOG geen probleem zou zijn. Dit blijkt toch anders te liggen. Werkneemster heeft ook niet uitgelegd waarom haar garagebox werd doorzocht. Al met al is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een voldragen h-grond. Herplaatsing behoort vanwege het ontbreken van de VOG niet tot de mogelijkheden. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst volgt. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkneemster is geen sprake, zodat wordt ontbonden per 1 april 2024 (overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:671b lid 9 sub a BW) en werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 1533,72 bruto.