Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/CLDN Ports Netherlands B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15 februari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:1293
Werknemer niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag wegens overschrijding van de vervaltermijn. Ondanks dringende reden geen ernstig verwijtbaar handelen. Toekenning transitievergoeding. Spoorwissel.

Feiten

Werknemer is eerst vanaf 1 januari 2013 op basis van een uitzendconstructie en vervolgens vanaf 1 januari 2016 op basis van een (fulltime) arbeidsovereenkomst bij CLDN Ports Netherlands B.V. (hierna: CLdN) werkzaam geweest in de functie van terminalmedewerker. Het laatstverdiende loon van bedraagt € 4.785,70 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, ploegentoeslag en overwerk. Werknemer heeft een drietal officiële waarschuwing gekregen wegens (a) overtreding van het verzuimreglement, namelijk het niet bereikbaar zijn gedurende verzuim, (b) overtreding van het rookbeleid, namelijk het roken op een op de terminal verboden locatie en (c) ongeoorloofde afwezigheid en liegen tegen CLdN. Na een opgelegde schorsing wegens ongeoorloofde afwezigheid heeft werknemer zich ziekgemeld. Werknemer is op 31 oktober 2023 op staande voet ontslagen wegens ongeoorloofde afwezigheid en het liegen daarover. Werknemer stelt werkgever op de hoogte van het feit dat hij al langer loopt met een zware verslaving aan drank en drugs, dat hij sindsdien totaal zichzelf niet is, dat hij liegt en dat hij zichzelf kwijt is. CLdN handhaaft het ontslag op staande voet. Werknemer verzoekt de vernietiging van het ontslag op staande voet en toekenning van de loonvordering zoals opgenomen in de kortgedingdagvaarding van 12 december 2023, met dien verstande dat hervatting van het werk kan plaatsvinden nadat hij een traject heeft gevolgd bij een verslavingskliniek. CLdN stelt dat werknemer niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de verzoeken tot vernietiging van het ontslag en tot toekenning van een billijke vergoeding niet tijdig zijn ingediend binnen de toepasselijke vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW. Voor zover het ontslag op staande voet wordt vernietigd verzoekt CLdN (subsidiair) ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond.

Oordeel

Het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet en tot toekenning van een billijke vergoeding is niet binnen de in de artikel 7:686a lid 4 sub a BW voorgeschreven termijn van twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingediend. Het ontslag op staande voet is immers gegeven op 31 oktober 2023 en het verzoekschrift is pas ingediend op 4 januari 2024. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter te laat. De gemachtigde van werknemer heeft bij indiening van het verzoekschrift verzocht om een gevoegde behandeling met de kortgedingprocedure en heeft gewezen op het feit dat het kort geding wel tijdig binnen de termijn van twee maanden is gestart. Voor zover werknemer daarmee heeft bedoeld dat met de binnen de vervaltermijn van twee maanden aanhangig maken van een kort geding een zogenoemde “spoorwissel” ex artikel 69 Rv in de rede ligt, kan hij daarin niet worden gevolgd. Weliswaar houden de vordering tot wedertewerkstelling en tot betaling van achterstallig loon rechtstreeks verband met het einde van de arbeidsovereenkomst, maar er is in kort geding geen vernietiging gevorderd en bovendien kan een kort geding op grond van artikel 256 Rv niet worden verwezen naar de bodemrechter. De kantonrechter ziet met betrekking tot het onderhavige verzoek onvoldoende aanknopingspunten om het beroep van CLdN op de vervaltermijn te passeren. Werknemer wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek ex artikel 7:681 BW. Dit geldt voor zowel de vernietiging van het ontslag als de billijke vergoeding. Het gevolg daarvan is dat het verleende ontslag op staande voet onaantastbaar is geworden en dat moet worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van het ontslag. CLdN moet naar het oordeel van de kantonrechter wel een transitievergoeding betalen omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer. Mee weegt dat een alcohol- drugsverslaving op grond van vaste rechtspraak aangemerkt wordt als een ziekte.

  • Rechters: E.I. Mentink
  • Wetsartikelen: 130 Rv; 256 Rv; 283 Rv; 288 Rv; 7:673 BW; 7:681 BW; 7:686a BW
  • Onderwerpen: Ontslag op staande voet
  • Trefwoorden: vervaltermijn overschrijding, verslaving, vernietiging, spoorwissel, ernstige verwijtbaarheid en transitievergoeding