Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Het Goed
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 10 augustus 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:7890
Vordering werknemer tot wedertewerkstelling toegewezen. Niet aannemelijk dat werkgever een voldoende zwaarwegende grond heeft om werknemer op non-actief te stellen en werkhervatting in de ‘eigen’ vestiging te onthouden.

Feiten

Werknemer is op 4 september 2018 in dienst getreden bij Stichting Het Goed, een onderneming die op verschillende locaties in het land kringloopwinkels exploiteert. Werknemer is werkzaam als algemeen medewerker allround. Op 22 februari 2023 is werknemer op non-actief gesteld, vanwege een incident tussen werknemer en de filiaalleider. Daarbij zou volgens Het Goed sprake zijn geweest van intimiderend, grensoverschrijdend, respectloos en gezagsondermijnend gedrag, omdat werknemer dicht bij de filiaalleider is gaan staan, zijn stem heeft verheven en ‘trut’ of ‘kut’ heeft geroepen, in het bijzijn van collega’s en klanten. Op 1 en 8 maart 2023 hebben partijen met elkaar gesproken. Aan werknemer is toen medegedeeld dat hij zijn werk alleen mag hervatten bij de vestiging van Het Goed in Rotterdam of Harderwijk. Werknemer is op 22 maart 2023 bij de vestiging in Harderwijk geweest. Op 23 maart 2023 heeft werknemer zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft werknemer wegens ziekte ongeschikt bevonden voor zijn eigen werk, maar wel in staat geacht tot het verrichten van passende arbeid. Werknemer vordert in kort geding veroordeling van Het Goed tot intrekking van de op non-actiefstelling en tot toelating van werknemer tot het werk bij zijn ‘eigen’ vestiging.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft betwist dat hij zich aan de genoemde gedragingen schuldig heeft gemaakt. Volgens werknemer is van schreeuwen, intimiderend of anderszins ongepast gedrag geen sprake geweest. Op de zitting heeft werknemer dat nog nader toegelicht en uitgelegd op welke afstand hij van de filiaalleider heeft gestaan, wie er bij het incident aanwezig zijn geweest en dat er camerabeelden moeten zijn van het incident. Verder heeft werknemer ter onderbouwing van zijn standpunt een schriftelijke verklaring overgelegd van een collega die bij het incident aanwezig was. In die verklaring wordt onder meer gesteld dat werknemer op normale toon heeft gesproken, dat werknemer niet intimiderend optrad en dat juist de filiaalleider geïrriteerd was. De kantonrechter overweegt dat het aan Het Goed is om aannemelijk te maken dat het gestelde incident van 22 februari 2023 een voldoende zwaarwegende grond oplevert om werknemer op non-actief te stellen en werkhervatting op de ‘eigen’ vestiging te onthouden. Naar het oordeel van de kantonrechter is Het Goed daarin niet geslaagd. Het Goed heeft tegenover het gemotiveerde en onderbouwde standpunt van werknemer geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat werknemer zich bij het incident van 22 februari 2023 intimiderend, grensoverschrijdend of anderszins verwijtbaar heeft gedragen. Er is geen verklaring overgelegd van de filiaalleider, geen verklaring van de regionaal bedrijfsleider, geen verklaring van een andere collega die het incident kennelijk heeft gezien, en ook geen verklaring van klanten die volgens Het Goed aanwezig waren. Het Goed erkent dat er camerabeelden zijn gemaakt, maar heeft op de zitting verklaard dat die beelden niet zijn bewaard en dat er overigens niets op te zien is. Echter, gelet op het incident en de discussie daarover had Het Goed deze camerabeelden moeten veiligstellen, bewaren en overleggen. Of daarop iets te zien dan wel te horen was of niet, kan nu niet meer worden vastgesteld en dat komt voor rekening en risico van Het Goed. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat Het Goed een zwaarwegend belang of een voldoende zwaarwegende grond heeft om werknemer op non-actief te stellen en werkhervatting in de ‘eigen’ vestiging te onthouden. Toewijzing van de vordering van werknemer volgt.