Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 26 februari 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:977
Verzoek tot vernietiging opzegging. Geschil over einddatum in de arbeidsovereenkomst. Is er sprake van opzegging? Kantonrechter wijst verzochte vernietiging opzegging af en wijst de door werkgeefster verzochte verklaring voor recht toe dat de arbeidsovereenkomst op 30 november 2023 van rechtswege is geƫindigd. Beroep op rechtsvermoeden urenomvang slaagt niet.

Feiten

Werkneemster  heeft tijdens een gesprek in juni 2023 met werkgeefster, een tandarts- en orthodontiepraktijk, afgesproken om op dinsdagen en af en toe op zaterdag als assistente in de praktijk te komen werken, tegen een uurloon van € 12,12. Zij is in de derde week van juni 2023 gestart met het werk als assistente. De afspraken over de werkzaamheden, de werkdagen en het loon zijn toen niet in een schriftelijke arbeidsovereenkomst vastgelegd. Vanaf eind juli/begin augustus 2023 heeft werkneemster gewerkt in een andere functie, namelijk als baliemedewerkster. Op 8 november 2023 heeft werkneemster een schriftelijke arbeidsovereenkomst ontvangen met als ingangsdatum 1 juni 2023 en de vermelding dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt van rechtswege zonder dat opzegging is vereist op 30 november 2024, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging. Ook is vermeld dat de arbeidsduur 0 uren per week bedraagt, waardoor de arbeidsovereenkomst is aan te merken als oproepovereenkomst, en dat het salaris € 12,12 bruto per uur bedraagt. Werkgeefster bericht werkneemster op 23 november 2023 dat in de arbeidsovereenkomst voor wat betreft de einddatum een fout is geslopen. Partijen verschillen van mening over de vraag of de arbeidsovereenkomst is opgezegd. Werkneemster stelt dat werkgeefster de arbeidsovereenkomst op 23 en/of 28 november 2023 heeft opgezegd. Werkgeefster stelt dat zij de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd, maar dat zij op 23 november 2023 heeft bevestigd dat de arbeidsovereenkomst per 30 november 2023 zou eindigen. Werkneemster verzoekt de kantonrechter de opzegging te vernietigen en werkgeefster te veroordelen tot betaling van (achterstallig) loon. Ter zitting heeft werkneemster haar verzoek aangevuld: primair met een verzoek om het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van werkgeefster af te wijzen en subsidiair de arbeidsovereenkomst te ontbinden met toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Werkgeefster verzoekt de verzoeken van werkneemster af te wijzen en voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst per 30 november 2023 van rechtswege is geëindigd.

Oordeel

De kantonrechter wijst het bezwaar van werkgeefster tegen de vermeerdering van het verzoek af. Partijen verschillen van mening over de datum waarop de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt: op 30 november 2023 óf op 30 november 2024. De kantonrechter ziet in de overgelegde stukken en de toelichting tijdens de zitting onvoldoende aanknopingspunten voor de juistheid van het standpunt van werkneemster dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 30 november 2024 tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft hierbij betrokken dat werkneemster in het verzoekschrift en tijdens de zitting over essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst tegenstrijdig heeft verklaard. De weergave van de feiten door werkgeefster acht de kantonrechter op essentiële punten consistent en onderbouwd door twee getuigenverklaringen. Daaruit volgt de stelling dat partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben gesloten met ingang van 1 juni 2023 tot 30 november 2023. Door tijdsverloop is de arbeidsovereenkomst daarna op 30 november 2023 van rechtswege geëindigd. Het verzoek tot betaling van achterstallig loon wordt afgewezen enerzijds omdat werkneemster niet kan aantonen in de eerste drie maanden van de arbeidsovereenkomst gemiddeld 40 uur per week te hebben gewerkt en anderzijds omdat werkneemster met een beroep op het rechtsvermoeden van de omvang van de arbeidsovereenkomst niet heeft onderbouwd dat zij gedurende de referteperiode gemiddeld 40 uur per week heeft gewerkt.