Naar boven ↑

Rechtspraak

Hoogvliet B.V./werkneemster
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 24 oktober 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:22018
Op staande voet ontslagen kassamedewerkster veroordeeld tot betaling van (1) gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW en (2) bedrag van € 400. Werkneemster heeft niet betwist dat zij € 400 uit geldlade werkgever heeft weggenomen.

Feiten

Werkneemster is op 4 juni 2022 bij Hoogvliet B.V. in dienst getreden in de functie van kassamedewerkster. Op 11 april 2023 is werkneemster op staande voet ontslagen. Zij zou een bedrag van € 800 uit de geldlade hebben weggenomen door te frauderen met de uitbetaling van prijzengeld en de retourname van producten. Een dag later is het ontslag schriftelijk bevestigd. Hoogvliet verzoekt aan haar ten laste van werkneemster een vergoeding van € 1603,20 toe te kennen ex artikel 7:677 lid 2 BW. Ook verzoekt zij veroordeling van werkneemster tot betaling van € 800.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW

Bij beschikking van 20 oktober 2023 is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Werkneemster heeft in de onderhavige procedure verder niet (meer) bestreden dat Hoogvliet recht heeft op de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW. Het door Hoogvliet daartoe gevorderde bedrag heeft werkneemster evenmin bestreden. Zij wordt dan ook veroordeeld een bedrag van € 1603,20 aan Hoogvliet te betalen.

Diefstal geldbedrag

De kantonrechter overweegt dat bij eerdergenoemde beschikking is geoordeeld dat met redelijke mate van zekerheid is komen vast te staan dat werkneemster de diefstal heeft gepleegd. Werkneemster heeft niet betwist dat een bedrag van € 400 uit de geldlade is weggenomen, zodat dit deel van de vordering als onvoldoende weersproken wordt toegewezen. Dat werkneemster in totaal nog eens een bedrag van € 400 uit de geldlade heeft meegenomen, berust enkel op de – door Hoogvliet gestelde en door werkneemster betwiste – schuldbekentenis van werkneemster tijdens een gesprek op 11 april 2023. Kassa- en/of correctiebonnen die de diefstal van dit bedrag ondersteunen, ontbreken. Het had, gelet op de betwisting door werkneemster, op de weg van Hoogvliet gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, wordt dit deel van de vordering afgewezen. De slotsom ten aanzien van deze vordering is dan ook dat werkneemster wordt veroordeeld tot betaling aan Hoogvliet van een bedrag van € 400.