Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Belicio Cheatday B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 27 februari 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:183
Werkneemster heeft eenzijdig haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Was er sprake van een duidelijke en ondubbelzinnige op beƫindiging gerichte wilsverklaring?

Feiten

Werkneemster is op 1 maart 2022 bij Belicio in dienst getreden. Op 16 mei 2022 heeft zij per 1 juni 2022 ontslag genomen omdat zij ander werk had gevonden. Werkneemster is op 4 juli 2022 opnieuw bij Belicio in dienst getreden voor de duur van één jaar. Op 10 september 2022 heeft werkneemster zich ziek gemeld vanwege een migraineaanval. De volgende dag heeft werkneemster ontslag genomen. Belicio heeft gelijk gereageerd dat zij graag een en ander positief willen afsluiten. Werkneemster heeft diezelfde dag daarop gereageerd dat zij haar maand gewoon nog zal afmaken en positieve energie zal gebruiken op de werkvloer. Van 19 tot en met 28 september 2022 heeft werkneemster verlof genomen. Op 29 september 2022 heeft werkneemster werkzaamheden verricht, maar de volgende dag heeft zij zich ziek gemeld. Belicio heeft werkneemster op 2 oktober 2022 laten weten dat zij haar contract per diezelfde dag wilde laten beëindigen. Op 10 oktober 2022 heeft werkneemster aan Belicio laten weten dat zij haar opzegging wil terugdraaien. Werkneemster heeft een verklaring voor recht verzocht dat zij haar arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. Werkneemster is in hoger beroep gegaan.

Oordeel

Werkneemster heeft aangegeven dat het nooit haar wil is geweest om haar dienstverband op te zeggen. Belicio heeft betwist dat werkneemster op 11 september 2022 niet de wil had om ontslag te nemen. Zij heeft ook betwist dat werkneemster leed aan een (tijdelijke) storing van haar geestvermogens en betwist dat er een discrepantie was tussen haar wil en haar verklaring. Belicio voert tot slot aan dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat werkneemster op 11 september 2022 werkelijk ontslag wilde nemen. Gezien deze betwistingen van Belicio ligt het op de weg van werkneemster om te bewijzen dat zij op 11 september 2022 leed aan een (tijdelijke) geestelijke stoornis en dat zij onder invloed van die stoornis aan Belicio heeft meegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst opzegt. Hoewel de ontslagname nadelig was voor werkneemster – zo had zij als gevolg van de ontslagname geen recht op een uitkering – is het hof van oordeel dat werkneemster niettemin onvoldoende heeft onderbouwd dat haar geestvermogens op 11 september 2022 waren gestoord. Weliswaar heeft werkneemster in hoger beroep een behandelplan overgelegd, waaruit volgt dat zij in 2022 te kampen had met psychische problemen, maar daaruit blijkt niet dat zij op 11 september 2022 niet in staat was tot een redelijke waardering van haar bij de opzegging betrokken belangen of dat de opzegging onder invloed van een stoornis is gedaan. De omstandigheid dat werkneemster psychische problemen had, leidt immers niet automatisch tot de gevolgtrekking dat de ontslagname onder invloed van die problemen is gedaan of dat werkneemster als gevolg van deze psychische problemen onvoldoende oog had voor het belang van voortzetting van de arbeidsovereenkomst met Belicio. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat werkneemster in een overspannen toestand ontslag heeft genomen, en er sprake was van een discrepantie tussen haar wil en haar verklaring, dan kan haar dat niet baten. Werkneemster heeft namelijk onvoldoende onderbouwd waarom dit voor Belicio duidelijk had moeten zijn. Kortom, werkneemster heeft de arbeidsovereenkomst in duidelijke bewoordingen opgezegd en er is onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat zij haar beslissing in overspannen toestand heeft genomen waardoor er een discrepantie bestond tussen haar wil en haar verklaring. In de gegeven omstandigheden was er voor Belicio onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door werkneemster geuite wens om de arbeidsovereenkomst te beëindigen; Belicio mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat werkneemster de wil had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en behoefde daar geen nader onderzoek naar te doen.