Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 februari 2024
ECLI:NL:RBAMS:2024:858
Feiten
Werknemer is op 1 september 2018 bij Sia Partners (hierna: Sia) in dienst getreden, en was laatstelijk werkzaam in de functie van associate partner. Werknemer en Sia hebben op 31 maart 2022 een ‘Share purchase and sale agreement’ gesloten waarbij werknemer 610 ‘invested shares’ heeft gekocht van Sia. Deze aandelen zijn bij notariële akte aan werknemer geleverd. Op 31 maart 2022 verkreeg werknemer het recht op 320 ‘free shares’ door middel van een toekenningsbeslissing. Deze free shares zouden op 30 juni 2024 worden omgezet naar ‘ordinary shares’ mits werknemer op die datum nog in dienst zou zijn bij Sia. De toekenningsbeslissing is namens Sia Partners ondertekend door de ceo. Op 14 december 2022 heeft Sia Partners bij werknemer de wens uitgesproken om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Sia heeft daarbij aan werknemer een conceptvaststellingsovereenkomst ter hand gesteld. Werknemer heeft op 5 januari 2023 een tegenvoorstel gedaan. Onderdeel daarvan was het terugkopen van de invested shares voor € 74.880 en de free shares voor € 142.740, in totaal € 217.620. Sia is akkoord gegaan met het tegenvoorstel en op 31 januari 2023 hebben partijen de vaststellingsovereenkomst getekend. Partijen hebben uitvoering gegeven aan de vaststellingsovereenkomst, met uitzondering van de verbintenissen die zij zijn overeengekomen ten aanzien van de free shares. Werknemer vordert veroordeling van SIa tot het nakomen van de betalingsverplichting van € 74.880 ter zake van de free shares.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat partijen hebben afgesproken dat Sia de zogenoemde free shares zou terugkopen van werknemer tegen een bedrag van € 74.880. Ook staat vast dat partijen, achteraf gezien ten onrechte, zowel tijdens het onderhandelen over als het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst, ervan uit gingen dat deze free shares, net zoals de ‘invested shares’, reeds in het bezit waren van werknemer. Eveneens staat vast dat de free shares, als optierecht, voor werknemer een bepaalde waarde vertegenwoordigden ten tijde van de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst. Sia is akkoord gegaan met de waardevaststelling die was berekend door werknemer en neerkwam op € 74.880. De kantonrechter laat in het midden of Sia niet reeds op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden kan worden tot nakoming van haar deel van de verbintenis, te weten het betalen van een bedrag van € 74.880 aan werknemer, nu de kantonrechter van oordeel is dat Sia daartoe gehouden is op grond van goed werkgeverschap. De rechtsverhouding tussen een werkgever en een werknemer wordt immers ook beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. De opstelling van Sia betekent dat werknemer nu met lege handen staat, terwijl vast staat dat hij destijds meer dan € 110.000 heeft geïnvesteerd in een pakket aandelen waaraan tevens een pakket free shares was gekoppeld en dat het pakket free shares ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een waarde vertegenwoordigde van ruim € 74.000. Voorts geldt dat Sia destijds had kunnen zien aankomen dat werknemer nu die free shares niet kan overdragen. Sia moet immers op de hoogte zijn van haar eigen aandelenregeling, nu zij op grond hiervan regelmatig besluiten neemt.