Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/RBC IMV B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 6 maart 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:1955
Werkneemster vordert in kort geding doorbetaling van loon na opgelegde loonstop. Deelname aan interventietraject kwalificeert niet als redelijk voorschrift bij re-integratie. Loonstop onterecht opgelegd zodat de loonvordering wordt toegewezen.

Feiten

Werkneemster werkt bij RBC op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 32 uur per week. Haar loon bedraagt € 2.423,04 bruto per vier weken exclusief emolumenten. Werkneemster heeft zich per 20 maart 2023 ziekgemeld. Zij heeft in de periode 10 juli 2023 tot 23 oktober 2023 fysieke of telefonische consulten gehad bij de bedrijfsarts. RBC heeft € 246,84 netto op het loon van werkneemster van periode 9 van 2023 ingehouden, omdat zij op 17 en 24 augustus 2023 niet bij de fysieke consulten van de bedrijfsarts is verschenen. Daarnaast heeft RBC per brief van 20 november 2023 aangekondigd een loonstop te zullen toepassen als werkneemster niet uiterlijk op 27 november 2023 een afspraak heeft ingepland voor een specifiek interventietraject bij WPEX. Per e-mail van 29 november 2023 heeft RBC aan werkneemster medegedeeld dat er met ingang van 28 november 2023 een loonstop wordt toegepast, omdat werkneemster geen afspraak met WPEX heeft gemaakt. Werkneemster is het oneens met de loonstop en eist dat RBC wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon over periode 12 en 13 van 2023 van in totaal € 2.943,99, het toekomstige loon vanaf periode 1 van 2024 en het ingehouden bedrag van € 246,84.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. In de e-mail van 29 november 2023 met het besluit de loonstop door te voeren is slechts het niet-meewerken aan het WPEX-traject als reden aangevoerd en níet de door RBC in deze procedure aangevoerde andere gronden, te weten de weigering van werkneemster om de bedrijfsarts op locatie van RBC te bezoeken en het frustreren van de telefonische contactmomenten met RBC. Voor de beoordeling of de loonstop gerechtvaardigd is, is slechts de daaraan ten grondslag gelegde grond dat werkneemster niet heeft meegewerkt aan het WPEX-traject van belang. In artikel 7:629 BW is bepaald wanneer de werkgever het recht heeft de loonbetaling te staken. Dat kan onder meer als de zieke werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan diens re-integratie. De re-integratieverplichtingen van de arbeidsongeschikte werknemer zijn neergelegd in artikel 7:660a BW, waarin onder meer is bepaald dat de werknemer verplicht is redelijke voorschriften op te volgen. Het meewerken aan het WPEX-traject kan niet als een redelijk voorschrift worden beschouwd. Van de bedrijfsarts had verwacht mogen worden dat zij het doel en de noodzaak van het starten van het WPEX-traject - bovenop het al gestarte intensievere traject - deugdelijk motiveerde, op zodanige wijze dat voor werkneemster duidelijk was dat het WPEX-traject in het stadium waarin haar arbeidsongeschiktheid zich bevond kansrijk was. Het is onvoldoende gebleken dat de bedrijfsarts dit heeft gedaan. Dat de bedrijfsarts het WPEX-traject heeft voorgesteld neemt niet weg dat RBC als werkgever zelf verantwoordelijk is voor het re-integratietraject. De loonstop is derhalve niet op goede gronden opgelegd zodat werkneemster recht heeft op doorbetaling van het loon over periode 12 en 13 van 2023. Werkneemster heeft het achterstallige loon berekend op € 2.943,99 bruto, hetgeen door RBC niet is weersproken. Ook het loon vanaf periode 1 van 2024 tot datum van dit vonnis wordt toegewezen. Niet gesteld of gebleken is dat dit loon is betaald. Tevens heeft RBC ten onrechte € 246,84 op het loon van werkneemster ingehouden, vanwege het niet verschijnen bij de afspraken met de bedrijfsarts. Het betoog van RBC dat werkneemster de afspraken niet op tijd (uiterlijk 48 uur voor de afspraak) heeft afgezegd gaat niet op. Werkneemster heeft namelijk in haar e-mail van 15 augustus 2023 ruim 48 uur voor de afspraak van 17 augustus 2023 aan RBC medegedeeld dat zij geen afspraak met de bedrijfsarts op het kantoor van RBC wil, mede omdat de ontmoeting met haar collega’s erg confronterend voor haar is. Dat heeft werkneemster nog eens herhaald in haar e-mail van 23 augustus 2023, waarmee zij de afspraak met de bedrijfsarts van 24 augustus 2023 heeft afgezegd. Verder valt niet in te zien waarom de afspraken in augustus 2023 onder de gegeven omstandigheden niet op het kantoor van de bedrijfsarts konden plaatsvinden, terwijl dit op 23 oktober wel kon. Het in mindering brengen van no-showkosten van € 246,84 netto op het loon is derhalve niet gerechtvaardigd.