Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 januari 2024
ECLI:NL:GHARL:2024:55
Feiten
Werkneemster was werkzaam voor WU, met toepasselijkheid van de cao. In de cao is o.a. een meerjaren spaarmodel bepaald en de waarde van bronnen en doelen. In 2011 is aan werkneemster strafontslag verleend, vanwege zeer ernstig plichtsverzuim. Werkneemster had nog 62 resp. 580 niet opgenomen vakantie- en ADV-uren op het moment dat haar dienstverband eindigde. WU heeft conservatoir beslag onder zichzelf gelegd vanwege de vordering die werkneemster op WU zou hebben voor de openstaande uren. WU heeft per brief d.d. 20 september 2013 aan werkneemster bericht dat de openstaande dagen niet worden betwist, maar dat zij deze verrekent met de door haar geleden schade. WU heeft in een andere procedure schadevergoeding van o.a. werkneemster van ruim € 1 miljoen gevorderd. Werkneemster is tot betaling van € 23.000 – naast een al betaald bedrag van € 447.000 – veroordeeld. Werkneemster heeft een beroep gedaan op verrekening. WU heeft derdenbeslag onder ING geëxecuteerd en € 10.537,59 geïncasseerd. Tussen partijen is gecorrespondeerd over de hoogte van de vordering en de vraag of sprake was van verjaring en verrekening. Werkneemster heeft o.a. een verklaring voor recht gevorderd dat door het uitbrengen van een verrekeningsverklaring de vordering van WU geheel teniet is gegaan en WU niets meer van haar te vorderen heeft. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Oordeel
De discussie ziet allereerst op de uitleg van de cao. Het hof gaat uit van de uitleg van de cao zoals door de kantonrechter gehanteerd, dus alsof artikel 5.2 een ‘kortingsregeling’ behelst. Buiten beschouwing blijft een alternatieve uitleg, namelijk dat die bepaling geen korting regelt maar de rekenvoet bepaalt waarop teruggerekend wordt van een maandsalaris naar een uurloon, door het (volledige) maandsalaris te vermenigvuldigen met 0,00704 (ofwel 0,704%). Naar het oordeel van het hof heeft werkneemster onvoldoende onderbouwd dat zij de uren niet heeft kunnen aanwenden voor verlof, tegenover de gemotiveerde betwisting van die stelling door WU. Dat het toepassen van de kortingsregeling in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid heeft werkneemster eveneens onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat (bijvoorbeeld voor beslaglegging) de vordering van werkneemster werd begroot op € 25.000 maakt ook niet dat werkneemster daaraan de gerechtvaardigde verwachting kan ontlenen dat zij daadwerkelijk aanspraak kan maken op dat bedrag. De vordering van werkneemster wegens vakantie-uren en ADV-uren is op 20 september 2013 geheel teniet gegaan door de verrekening. Anders dan werkneemster stelt, is het verder wel mogelijk om een brutoloonvordering in te stellen, maar de kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat het niet mogelijk is voor werkneemster om een (netto)schadevordering van werkgever met een brutoloonaanspraak te verrekenen. Tegenover de vordering van werkneemster staat de schadevergoedingsvordering van WU van € 23.005,84, te vermeerderen met rente. Die is deels verrekend met de vakantie en ADV-uren en van de restantvordering van WU is bovendien een bedrag van € 10.537,59 al geïnd door executoriaal beslag onder de ING-bank. Voor wat betreft de wettelijke verhoging oordeelt het hof dat verwijtbaarheid van de werkgever niet is vereist om de vertraging aan de werkgever toe te rekenen en anderzijds staat verwijtbaarheid aan de zijde van werkneemster niet aan in de weg om de vertraging aan de werkgever toe te rekenen. In beginsel kan werkneemster dan ook aanspraak maken op de wettelijke verhoging, maar het hof ziet aanleiding om dit te matigen tot nihil. Het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.