Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 15 januari 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:1869
Feiten
Werkneemster is op 1 maart 2023 in dienst getreden van Young Facility B.V. Op 1 september 2023 is werkneemster op staande voet ontslagen, vanwege – kort gezegd – het meermaals te laat op het werk verschijnen. Werkneemster verzoekt het aan haar gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en de tegenpartij te veroordelen in het betalen van de transitievergoeding, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de proceskosten. Werkneemster heeft het verzoek gericht tegen haar leidinggevende en niet tegen Young Facility. De leidinggevende is niet ter zitting verschenen. Werkneemster heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij er kort voor de zitting achter is gekomen dat zij het verzoek tegen de verkeerde partij heeft gericht. Zij had een afspraak gemaakt bij het juridisch loket naar aanleiding van het aan haar gegeven ontslag, maar kon daar door persoonlijke omstandigheden pas relatief laat terecht. Vervolgens heeft werkneemster meerdere advocaten gesproken met de vraag haar bij te staan, maar bleek dat in verband met de naderende vervaltermijn niet mogelijk. Uiteindelijk heeft een advocaat haar telefonisch in stappen uitgelegd hoe zij het verzoekschrift zou moeten opstellen. Werkneemster heeft vervolgens samen met een vriendin het verzoekschrift opgesteld en ervoor gezorgd dat het (net) binnen de vervaltermijn is ingediend. Werkneemster heeft ter zitting laten weten graag de naam van de verwerende partij te willen (laten) verbeteren.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de rechtspraak wordt het in toenemende mate mogelijk geacht om vergissingen en fouten in de partijaanduiding tijdens de procedure te herstellen. De gedachte achter deze deformalisering is dat fouten en vergissingen in partijaanduiding niet tot fatale gevolgen zouden moeten leiden, indien de vergissing of fout in de partijaanduiding voor de gedaagde of verwerende partij kenbaar was, deze partij niet wordt benadeeld of in zijn verdediging wordt geschaad en rectificatie van de vergissing tijdig plaatsvindt (zie onder meer HR 4 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2798). Bovendien dient zo veel mogelijk te worden beslist tussen de werkelijk belanghebbende partijen bij de rechtsverhouding in geschil (zie HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:750). Werkneemster heeft het verzoek gericht tegen haar leidinggevende en niet tegen Young Facility, haar werkgeefster. Op basis van de door de rechtbank gevoerde correspondentie met een medewerker van de Radboud Universiteit (de werklocatie van werkneemster) staat vast dat de leidinggevende het verzoekschrift heeft ontvangen. De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat het voor haar duidelijk had moeten zijn dat het verzoek in feite gericht was tegen haar werkgeefster in plaats van tegen haarzelf. Van de leidinggevende had verwacht mogen worden dat zij het verzoekschrift aan haar werkgeefster had verstrekt. In de gegeven omstandigheden is de kantonrechter voornemens om in dit specifieke geval het verzoek van werkneemster, jong, laag opgeleid en procederend zonder gemachtigde, aan te merken als zijnde gericht tegen Young Facility. Om die reden zal de kantonrechter verhinderdata opvragen bij zowel werkneemster als Young Facility en een nieuwe mondelinge behandeling plannen. Young Facility zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld zich over dit voorgenomen oordeel uit te laten. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.