Naar boven ↑

Rechtspraak

verzoeker/verweerders
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 18 april 2024
ECLI:NL:RBDHA:2024:5999
Geen werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7:658 lid 4 BW omdat de werkzaamheden (specialistisch transport) niet hebben plaatsgevonden in het beroep of bedrijf van het bouwbedrijf in wiens opdracht het transportbedrijf arbeid heeft verricht.

Feiten

X is een in 2019 opgericht bouwbedrijf dat is gespecialiseerd in de bouw van houten gebouwen. Het transport van de grote houten bouwonderdelen wordt door X uitbesteed. X is voor bedrijfsaansprakelijkheid verzekerd bij Nationale-Nederlanden (hierna: NN). In 2001 heeft A onderneming Y opgericht, een bedrijf dat zich toelegt op het wegtransport van goederen. Sinds 2019 is Y een van de bedrijven waaraan X het transport uitbesteedt. X heeft Y de opdracht verstrekt om op 25 november 2021 houten wandpanelen te transporteren naar het adres van de klant. Het betrof zeer brede panelen met een gewicht van circa 250 kilo per stuk. Bij het laden en lossen hebben, zoals gebruikelijk, een aantal werknemers van X geholpen. Bij het verwijderen van de wandpanelen van de trailer op locatie van de klant, zijn deze van de trailer gevallen en op A terechtgekomen, waarbij hij blijvend letsel heeft opgelopen: een lage dwarslaesie. Bij brief van 16 december is X aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Drie werknemers van X hebben namelijk geholpen bij het laden en lossen, zoals gebruikelijk. NN heeft vervolgens de toedracht van het ongeval laten onderzoeken. A verzoekt bij wijze van deelgeschil primair voor recht te verklaren dat de werkzaamheden die A op 25 november heeft uitgevoerd voor X kwalificeren als werkzaamheden in de uitoefening van X ex artikel 7:658 lid 4 BW en dat zodoende X aansprakelijk is jegens A en subsidiair voor recht te verklaren dat X op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu zal blijken dat geen nadere bewijslevering noodzakelijk is om een beslissing op het primaire verzoek te kunnen nemen en nu over de voor die beslissing relevante feiten voldoende duidelijkheid bestaat, is de kantonrechter van oordeel dat de verzochte beslissing zich leent voor inhoudelijke behandeling. Een vereiste voor de toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW is dat de werkzaamheden moeten hebben plaatsgevonden in de uitoefening van het beroep of bedrijf van degene in wiens opdracht de arbeid is verricht, in dit geval X. Naar het oordeel van de kantonrechter is aan dat vereiste niet voldaan. Vaststaat namelijk dat X een timmer- en onderhoudsbedrijf is en dat Y een transportbedrijf is, zo volgt ook uit het handelsregister. Verder beschikt Y over specifieke vrachtwagens waarmee transport kan worden verricht. X beschikt daar zelf niet over en heeft ook geen vrachtwagenchauffeurs in dient. Naar het oordeel van de kantonrechter behoort het transport van de wandpanelen dan ook niet tot de werkzaamheden die door de medewerkers van X zouden worden verricht als Y niet was ingeschakeld. Dat X het vervoer van kleine panelen wel zelf verzorgt, doet daar niet aan af. Daar is immers geen specialistisch transport voor nodig. Er is dus geen sprake van een werkrelatie tussen A en X, zodat X niet aansprakelijk is jegens A en het primaire verzoek wordt afgewezen. Voor de verzoeken ex artikel 6:170 BW verwijst A naar het toedrachtsonderzoek van NN waaruit volgens hem zou volgen dat werknemers van X tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden verschillende fouten hebben gemaakt, die de schade van A hebben veroorzaakt. Uit de stellingen van partijen dat zij van mening verschillen over de feiten die betrekking hebben op de toedracht van het ongeval. Omdat voor die beslissing over de relevante feiten onvoldoende duidelijkheid bestaat om tot een eindbeslissing te komen, wijst de kantonrechter het subsidiaire verzoek af. De kantonrechter dient tot slot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. De kosten worden begroot op € 5.113,79. Omdat de aansprakelijkheid van X niet vaststaat, is de veroordeling in deze kosten niet toewijsbaar.