Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 5 december 2022
ECLI:NL:RBGEL:2022:7592
Feiten
Covebo is een uitzendbureau. Werknemer 2 is van 15 augustus 2016 tot 28 februari 2022 in dienst geweest bij Covebo en werknemer 1 is van 1 november 2017 tot 28 februari 2022 in dienst geweest bij Covebo. In de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van beide werknemers is een relatiebeding en antironselbeding opgenomen. Toen bij beide werknemers de arbeidsovereenkomst werd omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is daarin een concurrentiebeding opgenomen. Ten aanzien van het relatie- en antironselbeding is verwezen naar de bepaling uit de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Werknemers hebben op 23 februari 2022 de besloten vennootschap X opgericht, statutair gevestigd te Den Haag. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel zijn de activiteiten als volgt omschreven: het bemiddelen van arbeid tussen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en opdrachtgevers, alsmede werving en selectie. Bij brief van 6 juli 2022 heeft Covebo gedaagden aangeschreven omtrent de (volgens Covebo: met het concurrentiebeding en het relatie- en antironselbeding strijdige) activiteiten van bedrijf X. Partijen hebben vervolgens onderhandeld, hetgeen niet heeft geleid tot een oplossing. Covebo vordert nakoming van de concurrentie- en relatiebedingen.
Oordeel
Uit de tekst van het concurrentiebeding volgt dat werknemers zich ten opzichte van Covebo gedurende twaalf maanden na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, derhalve tot 28 februari 2023, dienen te onthouden van activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van Covebo, binnen een straal van 100 kilometer vanaf de vestiging waar werknemers gewoonlijk de arbeid verrichten. Naar het oordeel van de kantonrechter is op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat de activiteiten van het door werknemers opgezette bedrijf X in ieder geval ‘gelijksoortig’ zijn aan de activiteiten van Covebo. Zowel Covebo als werknemers houden zich bezig met arbeidsbemiddeling in de bouw. Dat werknemers zich alleen bezighouden met het ter beschikking stellen van zzp’ers, terwijl Covebo daarnaast ook uitzendkrachten ter beschikking stelt, doet er niet aan af dat sprake is van ‘gelijksoortige’ activiteiten, zoals bedoeld in het concurrentiebeding. Nu gedaagden hun bedrijf hebben gevestigd in Den Haag (binnen de straal van 100 kilometer) is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagden concurrerende activiteiten verrichten binnen de straal van 100 kilometer. De vraag is vervolgens of Covebo voldoende belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het door Covebo te beschermen belang bij onverkorte handhaving van het concurrentiebeding niet op tegen het nadeel dat gedaagden ondervinden door het zeer ruim geformuleerde concurrentiebeding. In het beding is een straal van 100 kilometer opgenomen vanaf Nijkerk waarbinnen het verbod geldt. Aangenomen wordt dat aan deze geografische beperking van de werking van het concurrentiebeding de opvatting ten grondslag ligt dat naar mate de concurrerende activiteiten verder verwijderd zijn van de vestiging van Covebo in Nijkerk, deze activiteiten minder schadelijk zullen zijn voor Covebo. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de in het concurrentiebeding genoemde straal van 100 kilometer een dusdanige belemmering voor werknemers mee, dat zij feitelijk maar in een klein deel van Nederland activiteiten kunnen ontplooien. Covebo heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij, mede gelet op de afstand tussen het kantooradres van bedrijf X in Den Haag en de vestiging van Covebo in Nijkerk (hemelsbreed 82 kilometer), een zodanig groot belang heeft bij de onverkorte handhaving van het concurrentiebeding tot de overeengekomen straal van 100 kilometer, dat het belang van gedaagden daarvoor moet wijken. Dit leidt tot het voorlopige oordeel dat gedaagden in dit geval onbillijk worden benadeeld door het concurrentiebeding voor wat betreft de geografische beperking. De kantonrechter ziet daarom aanleiding het concurrentiebeding te schorsen voor zover het betrekking heeft op de geografische beperking vanaf 45 kilometer vanaf Nijkerk. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat werknemers door de zeer ruime strekking van het relatiebeding onbillijk worden benadeeld. Zo is het ondoenlijk om van werknemers te verwachten dat zij weten wie relaties van Covebo zijn. Werknemers zijn als het ware ‘vogelvrij’. Het relatiebeding wordt gedeeltelijk geschorst.