Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 april 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:4777
Feiten
Op 21 mei 2015 is werknemer bij Ridderkerks Kraanwagenbedrijf B.V. (hierna: RKB) in dienst getreden. Werknemer werkte laatstelijk in de functie van supervisor/kraanmachinist. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen van toepassing. Onderdeel van de arbeidsovereenkomst was een opleidingscontract. Op 4 maart 2022 hebben partijen een overeenkomst voor een nieuwe leaseauto gesloten waarvan de verwachte leverdatum 15 januari 2023 zou zijn. Werknemer heeft echter per 31 juli 2022 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. RKB heeft de opzegging van werknemer bevestigd en aangegeven dat zij de opleidingskosten, annuleringskosten van de leaseauto en openstaand saldo vakantiedagen met de eindafrekening zal verrekenen. RKB heeft bij de laatste salarisbetaling en eindafrekening daarom een bedrag van € 5.798,73 ingehouden. Werknemer meent daarentegen dat RKB ten onrechte de opleidingskosten en annuleringskosten van de leaseauto heeft verrekend. Volgens werknemer is het studiebeding nietig en heeft RKB de leaseauto niet geannuleerd, zodat ook geen annuleringskosten bij RKB in rekening zijn gebracht. RKB meent dat geen sprake was van noodzakelijke scholing, maar dat werknemer zo veel mogelijk diploma’s haalde om voor zichzelf te beginnen. Ook zou RKB de leaseauto wel hebben geannuleerd, nu zij hier door het vertrek van werknemer geen belang meer bij had.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Opleidingskosten
Op grond van artikel 7:611a lid 1 BW zijn werkgevers verplicht noodzakelijke scholing aan te bieden. Gelet op lid 2 betekent dit dat alle scholing die onder de reikwijdte van artikel 7:611a lid 1 BW valt kosteloos door de werkgever aan de werknemer moet worden aangeboden. Werknemer heeft gesteld dat de door hem gevolgde opleidingen noodzakelijk waren voor het kunnen (blijven) uitvoeren van de werkzaamheden, nu de door hem te behalen certificaten wettelijk verplicht waren voor het blijven besturen van een kraan en vrachtwagen. Alhoewel RKB dit heeft betwist, heeft zij dit niet verder onderbouwd. Het verweer van RKB dat er geen sprake is van verplichte scholing wordt daarom verworpen. Het gevolg is dat het studiekostenbeding nietig is en RKB deze kosten niet rechtsgeldig kon verreken met het loon en de eindafrekening van werknemer.
Annuleringskosten
Volgens de kantonrechter is werknemer voorts niet gehouden tot betaling van de annuleringskosten. Uit de door RKB overgelegde stukken blijkt dat RKB de leaseauto heeft besteld, maar niet dat zij daarna de auto heeft geannuleerd. Nergens blijkt dat RKB voor de annulering van die auto een factuur van de leasemaatschappij heeft gekregen en de annuleringskosten ook daadwerkelijk heeft betaald.
Conclusie
De vordering van werknemer tot betaling van RKB van een bedrag van € 5.798,73 netto aan werknemer wordt toegewezen. Ook is RKB de wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De kantonrechter matigt de wettelijke verhoging wel tot 15%. Tot slot moet RKB de proceskosten betalen.