Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 september 2023 in dienst getreden bij Goudprijs B.V. op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van twaalf maanden in de functie van regiomanager. Na een gesprek op 3 januari 2024 tussen werkgever en werknemer, is werknemer op staande voet ontslagen wegens – kort gezegd – het zich onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen. Bij brief van 4 januari 2024 is het ontslag op staande voet schriftelijk aan werknemer bevestigd. Op 12 februari 2024 is namens Goudprijs een ‘Fraudeverslag’, ondertekend door de veiligheidsmanager, naar de gemachtigde van werknemer gestuurd. Hierin staat het volgende: “(…) Hierbij 5 voorbeelden van de (veel) omvangrijkere fraude die heeft plaatsgevonden. Na dit handelen is het goud van deze transacties niet teruggevonden in de kluis. Conclusie e.e.a. op pin betaald gezet en werknemer heeft order goud zelf meegenomen.” Werknemer verzoekt de kantonrechter, samengevat om het ontslag op staande voet te vernietigen en Goudprijs te veroordelen tot wedertewerkstelling van werknemer. Goudprijs verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven.
Oordeel
De kantonrechter is met Goudprijs van oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Daarover wordt het volgende overwogen.
Onverwijldheid
Goudprijs stelt dat de afdeling Finance eind december 2023 heeft geconstateerd dat er sinds september 2023 bij negen orders van de Goudprijs-vestiging geen pinbetaling was ontvangen op de bankrekening van Goudprijs, terwijl in het online systeem is aangevinkt dat de order per pin is betaald. Naar aanleiding daarvan heeft Goudprijs een intern onderzoek ingesteld. Na afronding van het onderzoek heeft de afdeling Finance overleg gepleegd met de bestuurder van Goudprijs, die het onderzoek op 3 januari 2023 heeft afgerond. Hierna is werknemer geconfronteerd met de resultaten en in de gelegenheid gesteld te reageren. Hierop heeft werkgever besloten om werknemer op staande voet te ontslaan. De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet voldoet aan de onverwijldheidseisen.
Dringende reden
De dringende reden in deze zaak bestaat – kort gezegd – uit het zich door werknemer onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat in voldoende mate vast dat werknemer zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Volgens Goudprijs heeft werknemer zich ten aanzien van negen orders (ter waarde van in totaal € 113.442,92) schuldig gemaakt aan het zich onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen. De kantonrechter is van oordeel dat dit in ieder geval ten aanzien van de orders edm-103584 en edm-98501 in voldoende mate vaststaat. Gelet op hetgeen Goudprijs ten aanzien van deze twee orders heeft aangetoond met de camerabeelden in combinatie met de tijdlijngegevens, het logoverzicht van het pinapparaat van de Goudprijs-vestiging, haar verklaring dat de betreffende goederen niet meer op het kantoor aanwezig zijn, en het feit dat werknemer hiervoor geen gedegen verklaringen heeft kunnen geven, is de kantonrechter van oordeel dat in voldoende mate vast is komen te staan dat werknemer zich (in ieder geval) ten aanzien van deze tweede orders schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige toe-eigening, althans ontvreemding van edelmetalen van Goudprijs. Dit levert een dringende reden voor ontslag op staande voet op.
Kort en goed concludeert de kantonrechter dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Persoonlijke omstandigheden doen hier in casu niet aan af en wederhoor heeft in voldoende mate plaatsgevonden.
Tegenverzoek
Goudprijs verzoekt om werknemer te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Werknemer betwist dat hij een dergelijke vergoeding aan Goudprijs verschuldigd is, omdat het ontslag op staande voet volgens hem niet rechtsgeldig is gegeven. Gelet op wat hiervoor is overwogen, gaat dat verweer niet op. Werknemer heeft het door Goudprijs verzochte bedrag niet weersproken. Daarom zal deze vergoeding worden toegewezen zoals verzocht. Goudprijs stelt daarnaast dat zij schade heeft geleden als gevolg van ontbrekende edelmetalen, ter hoogte van in totaal € 113.442,92. Volgens Goudprijs staat vast dat werknemer hiervoor verantwoordelijk is, omdat hij betrokken was bij de betreffende (negen) orders. Alhoewel uit de feiten rondom de overige orders, anders dan uit de feiten rondom de hiervoor beschreven twee orders, zou kunnen worden afgeleid dat niet alleen werknemer aansprakelijk is voor het verdwijnen van de betreffende edelmetalen, maar dat daar ook andere medewerkers bij betrokken zijn, zal werknemer toch veroordeeld worden tot vergoeding van de door Goudprijs in dat kader geleden schade. Ook voor deze beoordeling neemt de kantonrechter alleen de vijf orders in aanmerking waarvan ook camerabeelden zijn overgelegd, omdat die beelden noodzakelijk zijn voor de beoordeling of – in combinatie met de tijdlijngegevens van de orders en het logoverzicht van het pinapparaat - aangetoond is dat werknemer verantwoordelijk is voor de verdwijning van de ontbrekende edelmetalen. Dat betekent dat werknemer zal worden veroordeeld tot betaling aan Goudprijs van een bedrag van € 64.018,92 aan schadevergoeding ex artikel 7:661 BW. Tot slot ziet de kantonrechter aanleiding om in totaal 110 uur (40 uur Finance en 70 uur Beveiliging) x € 50 = € 5.500 aan onderzoekskosten toe te wijzen ex artikel 6:96 lid 2 BW.