Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 22 april 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:3891
Ontslag op staande voet vernietigd wegens ontbreken dringende reden. Voorwaardelijk ontbindingsverzoek werkgeefster toegewezen op g-grond. Verzoek billijke vergoeding afgewezen.

Feiten

Werkneemster is op 1 september 2021 bij werkgeefster (een advocatenmaatschap) in dienst getreden als secretaresse. Zij was laatstelijk werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur per week tegen een loon van € 1.703,92 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Op 30 november 2023 is werkneemster op staande voet ontslagen. Op 1 december 2023 is het ontslag op staande voet schriftelijk aan haar bevestigd. In deze ontslagbrief wordt als reden voor het ontslag aangevoerd dat zij heeft geweigerd om werkzaamheden als secretaresse uit te voeren voor een van de advocaten en dat zij niet bereid is gebleken om het gesprek van 30 november 2023 daarover voort te zetten. Werkneemster verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag op staande voet en loondoorbetaling omdat zij van mening is dat zij geen werk heeft geweigerd. Werkgeefster verzoekt primair in het geval van vernietiging van het ontslag op staande voet voorwaardelijke ontbinding op de g-, e-, h- en i-grond en subsidiair met toekenning van de transitievergoeding. Werkneemster verzet zich in het verweerschrift niet tegen het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van de i-grond. Bij voorwaardelijk tegenverzoek verzoekt zij ontbinding per 1 september 2024, een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 41.804,60 bruto.

Oordeel

De kantonrechter komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een dringende reden. Volgens werkgeefster is werkneemster aangenomen als secretaresse voor meerdere advocaten, en dus niet alleen voor de advocaat voor wie zij voorafgaand aan haar indiensttreding ook al werkzaamheden had verricht. Op 30 november 2024 heeft werkneemster contact gehad met een van de andere advocaten. Zij heeft toen op geïrriteerde toon gezegd dat zij van haar collega’s had gehoord dat zij voor mr. X moest werken, maar dat zij daar niets van wist. Na een kort gesprek later op de dag heeft werkneemster het pand verlaten. Werkneemster stelt dat zij is aangenomen als secretaresse van de advocaat voor wie zij eerder heeft gewerkt. De echtgenoot van werkneemster verklaart dat hij een van de advocaten dit heeft horen zeggen. Werkneemster heeft ook aangevoerd dat er nog andere secretaresses zijn die slechts voor één advocaat werkzaam zijn. Het is volgens werkneemster nadrukkelijk niet zo dat zij geen secretariële werkzaamheden voor andere advocaten wílde uitvoeren. Het gebrek aan tijd liet dit echter niet toe. De kantonrechter oordeelt dat vaststaat dat werkneemster zeer geëmotioneerd reageerde op het gesprek dat werkgeefster op 30 november 2023 met haar wilde voeren. Haar reactie was naar het oordeel van de kantonrechter van zodanige aard dat, zelfs als het onderwerp van het gesprek geheel terecht zou zijn geweest, werkgeefster op grond van goed werkgeverschap op dat moment er niet op aan had mogen dringen om het gesprek voort te zetten. Het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Het verzoek tot loondoorbetaling wordt toegekend. Naar het oordeel van de kantonrechter is er wel sprake van een redelijke grond voor ontbinding omdat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Gelet op de verklaringen over en weer is het voor de kantonrechter onmogelijk om vast te stellen dat een van de partijen een ernstig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het ontslag. Het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding wordt afgewezen. Het beroep van werkneemster op opvolgend werkgeverschap wordt afgewezen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 juni 2024 onder toekenning van de transitievergoeding.