Rechtspraak
Feiten
Werknemer is in september 2020 in dienst getreden bij werkgever in de functie van chauffeur beroepsgoederenvervoer. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) van toepassing. Werknemer heeft op 24 augustus 2022 tijdens zijn werk een ongeval gehad. Werknemer heeft zich op 25 november 2023 ziek gemeld. Werknemer vordert in kort geding veroordeling van werkgever tot betaling van achterstallig loon en tot hervatting van de loonbetalingen aan werknemer vanaf mei 2024.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft ter onderbouwing van zijn loonvordering een berekening overgelegd. Werkgever heeft de uitgangspunten van deze berekening niet betwist. Wel beroept werkgever zich erop dat met werknemer andersluidende afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter overweegt dat, nu sprake is van een standaard-cao, het maken van andersluidende afspraken die daarvan afwijken niet is toegestaan. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat de berekeningswijze van werknemer niet juist is, zodat de kantonrechter deze als voldoende aannemelijk zal volgen. Ook het door werknemer vermelde aantal uren arbeid en overwerk is voldoende aannemelijk. De kantonrechter overweegt verder dat de hoogte van de loonvordering gedurende ziekte op grond van de cao afhankelijk is van de vraag of de ziekte het gevolg is van een bedrijfsongeval. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer tijdens zijn werkzaamheden is uitgegleden en van de trailer is gevallen, waardoor in dit geval sprake is van een bedrijfsongeval in de zin van de cao. Werknemer heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij sindsdien klachten heeft aan zijn schouder waarvoor hij zich eerst in november 2023 arbeidsongeschikt heeft gemeld. Werknemer heeft ook uitgelegd dat hij eerst heeft geprobeerd om door te werken met behulp van pijnbestrijding en door langer verlof te nemen. Werkgever heeft daar geen concreet verweer tegen gevoerd. In dit kort geding is dan ook voldoende aannemelijk dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van het bedrijfsongeval. Dat werkgever in zwaar weer verkeert, ontslaat het bedrijf niet van de verplichting om het loon (bij ziekte) te betalen. Het bovenstaande maakt dat de geldvordering van werknemer, uitgaande van de situatie van een bedrijfsongeval, wordt toegewezen. De kantonrechter wijst het primair gevorderde bedrag van € 22.508,10 bruto toe. Ook de vordering tot hervatting van de loonbetalingen vanaf mei 2024 wordt toegewezen.